Auteur:
Ton Stellaard jaar: onbekend | |  |
Jaja.
Ik was nog een diender die uit overtuiging bij de politie ging werken. Een
soort wereldverbeteraar. Er werd vaak een onderscheid gemaakt tussen mensen
als ik (en natuurlijk veel meer dienders) en de zogenaamde "troskompasdienders".
Dat waren de collega's die in de troskompas keken wat er die avond op de televisie
kwam en dan per ongeluk die kleine advertentie van de politie tegenkwamen. Die
werden dan min of meer per ongeluk politieman/vrouw. Uiteraard waren ook dat goede
collega's, maar toch merkte je soms een verschil in opvatting.
Ik was,
zoals gezegd, een wereldverbeteraar. Dat zou ik natuurlijk na mijn opleiding onmiddellijk
in praktijk gaan brengen. Zo komt het dat ik mijn allereerste keer op straat nog
goed kan herinneren. Dat was in het politieposthuis Spaarndammerstraat. Ik
liep daar, bloednerveus, met mijn maatje de straat op. Ter hoogte van de bibliotheek
zag ik een fietser aankomen, die niet de rijbaan maar de stoep gebruikte. Onmiddellijk
schoten de betreffende wetsartikelen door mijn hoofd en alarmbellen begonnen te
rinkelen. Aha...... hier gebeurde iets dat niet mocht en wereldverbeteraar die
ik was, posteerde ik mijzelf midden op het trottoir en gaf een duidelijk stopteken
aan de fietser.
Deze bleek echter een stuk meer ervaring te hebben dan
ik. "Krijg lekker de pleuris", riep hij mij toe. En terwijl ik netjes
met mijn rechterhand nog steeds een stopteken gaf, reed de fietser met een fraaie
boog om mij heen en vervolgde zijn weg of hij nooit een politieman gezien had.
Vanaf die dag (en het was nog wel de eerste in uniform op straat) was
mijn idee de wereld te verbeteren ietwat geweld aangedaan en leerde mij dat de
wereld er iets anders uitzag dan ik voor ogen had toen ik in dienst trad.
Dat
beeld is in acht jaar Warmoesstraat honderden malen bevestigd. De wereld had hele
vreemde kostgangers.
|