Auteur:
Jan van Wijk
Jaar: onbekend |
Veelpleger
|  |
Middagdienst
hadden we.
Volgens de dienstlijst had ik kamerwacht. Dat betekende dat je de arrestanten
moest verzorgen, de balie in de gaten moest houden en ook advocaten hulp
moest bieden.
Zo kwam het dat een advocaat aan de balie verscheen die via een piketmelding
opmerkzaam was gemaakt dat zij een klant had zitten aan bureau Warmoesstraat.
"Ik kom de verdachte D. bezoeken" zei zij tegen mij. Hierop
liet zij een zogenaamd stelbriefje zien waarop een en ander schriftelijk
was verantwoord.
D. was een zakkenroller en niet zomaar een zakkenroller, D. was een zakkenroller
die elke week in de cel zat voor een dergelijk vergrijp.
" Wordt u daar nou niet helemaal gek van" vroeg ik aan de advocaat
om haar voor te zijn met die vraag.
De advocaat was niet in voor humor betreffende haar cliënt en deed
mijn vraag af dat je elke zaak weer opnieuw moest bekijken. Het kon wel
volkomen onterecht zijn.
"Natuurlijk" zei ik en plaatste de advocaat samen met D. in
de advocatenruimte. Na een half uurtje was zij klaar en liet dit weten
via het bekende belletje. Ik bracht D. weer naar zijn cel en de advocaat
naar de balie. Mevrouw haalde het stelbriefje voor ondertekening uit haar
tas en gaf het aan mij.
"Goede genade" hoorde ik haar zeggen, mijn portemonnee is weg.
Ik kom rechtstreeks van huis op mijn fiets. Ik ben niemand tegen gekomen".
"En D. dan" zei ik.
Nou dat zal toch niet. Hierop ging ik naar de cel van D. en onder zijn
matras lag de portemonnee met inhoud van zijn eigen advocaat.
Toen ik de portemonnee terug gaf zei de advocaat, "Zal ik maar even
aangifte doen". "Doet u dat maar" zei ik, "er komt
zo iemand bij u."
|