Auteur:
John Elberse jaar: onbekend
 |
Stommiteiten |  |
Het jaar
weet ik niet meer , maar wel dat het op een zondag was. Samen met mijn toenmalige
maat Lex P. had ik weekenddienst.
Volgens de rapporten hadden de collega's
van de Uniformdienst die nacht vanaf de Dam een dronken man binnengebracht en
ter ontnuchering ingesloten. Regel was in dergelijke gevallen, dat de persoon
in kwestie zijn (of haar) roes kon uitslapen in een zgn. dronkemanscel en bij
het in dienst komen van de ochtenddienst een bakje koffie (of wat daarvoor moest
doorgaan) alsmede een pakje brood, bestaande uit 4 sneetjes witbrood met kaas
en hagelslag kreeg. Na dit ontbijt kreeg de beste man/vrouw een Kennisgeving
van Oproeping uitgereikt waarna hij/zij vriendelijk verzocht werd het bureau te
verlaten.
Dus geen zaak voor de Recherche.
Toen ging het opvangtoestel.
De wachtcommandant verzocht mijn maat en mij even naar beneden te komen, want
er lag een lijk in een cel. Het bleek om de ingesloten "426-er"
(openbare dronkenschap) te zijn.
Geen zaak voor ons, maar voor de heren
van de Rijksrecherche.
Lex en ik leunden aan. We wisten alle gegevens van
de man en dat hij uit Loowoude kwam en na een gedegen onderzoek belden we de collega's
in Loowoude met het verzoek de trieste boodschap aan de familie over te brengen. Het
S.O. werd door de HH Rijksrechercheurs inbeslaggenomen en overgebracht naar het
politiemortuarium Westgaarde (dat inmiddels al lang niet meer bestaat).
Meldt
zich in de loop van de dag de moeder aan het bureau, vergezeld van een zoon. Als
ze mij toen gezegd hadden dat beiden rechtstreeks uit de serie Flodder waren weggelopen,
dan had ik dat direct aangenomen. Na de gebruikelijke condoleances namen we
moeder en zoon mee naar Westgaarde voor de verplichte identificatie. Onderweg
vertelden we hoe dat in zijn werk zou gaan: het s.o. keurig opgebaard in een apart
kamertje of zo uit de koelcel halen.
"Ach meneer, doe maar niet zoveel
moeite hoor, haal hem maar uit de koelcel" zei moeder ons. Dus aangekomen
op Westgaarde deed ik de koelcel open en trok de brancard naar buiten. Eerbiedig
trok ik het laken weg en ging op afstand staan.
"Mijn jongen, mijn
jongen! Wat is-ie blauw he?" riep moeders waarop ik gigantisch in de lag
schoot. Tja, de combinatie drank-blauw was snel gemaakt want echt, de persoon
op de brancard was echt blauw. Of dat van de drank was of van de temperatuur in
de koelcel, wie zal het zeggen. De confronatie was dus positief, dat kon je
wel stellen. Moeders keek me smerig aan. Instinctief voelde ik dat ik een rood
hoofd kreeg.
Stommiteit 1 was dit dus. Terug naar de Warmoesstraat
met moeder en zoon achterin. Bijna bij het bureau aangekomen kon ik de Oudebrugsteeg
niet in, dus moest ik via de Beursstraat rijden. Aan weerzijden stonden auto's
geparkeerd.
Voor mij reed een vrouw. Ze zag het allerlaatste vrije
parkeerplekje en wilde inparkeren. Volgens mijn schatting had er wel een vrachtwagen
met oplegger kunnen staan maar kennelijk schatte zij de beschikbare ruimte anders
in. Het inparkeren duurde dus enige tijd: vooruit, achteruit, er in, er uit, vooruit,
achteruit, er in en er weer uit. Lex en ik stonden keurig te wachten tot de
vrouw haar bolide ingeparkeerd zou hebben maar het duurde me allemaal te lang.
Roep
ik vanuit mijn raampje: "Mevrouw, er kan daar wel een begrafenisstoet staan!"
Ik
kijk in mijn achteruitkijkspiegeltje en zie 2 priemende ogen van moeders. Was
ik die toch helemaal vergeten. Ik zal wel weer een rood hoofd hebben gekregen
en de laatste meters naar het bureau heb ik maar stilzwijgend afgelegd. Ik
hielp moeder uitstappen waarna ze mij vroeg: "Hoe was Uw naam ook al weer?"
"Kruidenier
mevrouw, rechercheur Kruidenier"
"Dank U agent" zei ze.
Stommiteit
2 zullen we maar zeggen. Nooit meer iets van gehoord.
|