Auteur: John Elberse
jaar: onbekend
John 1984
Stommiteiten

Het jaar weet ik niet meer , maar wel dat het op een zondag was. Samen met mijn toenmalige maat Lex P. had ik weekenddienst.

Volgens de rapporten hadden de collega's van de Uniformdienst die nacht vanaf de Dam een dronken man binnengebracht en ter ontnuchering ingesloten.
Regel was in dergelijke gevallen, dat de persoon in kwestie zijn (of haar) roes kon uitslapen in een zgn. dronkemanscel en bij het in dienst komen van de ochtenddienst een bakje koffie (of wat daarvoor moest doorgaan) alsmede een pakje brood, bestaande uit 4 sneetjes witbrood met kaas en hagelslag kreeg.
Na dit ontbijt kreeg de beste man/vrouw een Kennisgeving van Oproeping uitgereikt waarna hij/zij vriendelijk verzocht werd het bureau te verlaten.

Dus geen zaak voor de Recherche.

Toen ging het opvangtoestel. De wachtcommandant verzocht mijn maat en mij even naar beneden te komen, want er lag een lijk in een cel.
Het bleek om de ingesloten "426-er" (openbare dronkenschap) te zijn.

Geen zaak voor ons, maar voor de heren van de Rijksrecherche.

Lex en ik leunden aan. We wisten alle gegevens van de man en dat hij uit Loowoude kwam en na een gedegen onderzoek belden we de collega's in Loowoude met het verzoek de trieste boodschap aan de familie over te brengen.
Het S.O. werd door de HH Rijksrechercheurs inbeslaggenomen en overgebracht naar het politiemortuarium Westgaarde (dat inmiddels al lang niet meer bestaat).

Meldt zich in de loop van de dag de moeder aan het bureau, vergezeld van een zoon.
Als ze mij toen gezegd hadden dat beiden rechtstreeks uit de serie Flodder waren weggelopen, dan had ik dat direct aangenomen.
Na de gebruikelijke condoleances namen we moeder en zoon mee naar Westgaarde voor de verplichte identificatie.
Onderweg vertelden we hoe dat in zijn werk zou gaan: het s.o. keurig opgebaard in een apart kamertje of zo uit de koelcel halen.

"Ach meneer, doe maar niet zoveel moeite hoor, haal hem maar uit de koelcel" zei moeder ons.
Dus aangekomen op Westgaarde deed ik de koelcel open en trok de brancard naar buiten. Eerbiedig trok ik het laken weg en ging op afstand staan.

"Mijn jongen, mijn jongen! Wat is-ie blauw he?" riep moeders waarop ik gigantisch in de lag schoot. Tja, de combinatie drank-blauw was snel gemaakt want echt, de persoon op de brancard was echt blauw. Of dat van de drank was of van de temperatuur in de koelcel, wie zal het zeggen.
De confronatie was dus positief, dat kon je wel stellen. Moeders keek me smerig aan. Instinctief voelde ik dat ik een rood hoofd kreeg.

Stommiteit 1 was dit dus.

Terug naar de Warmoesstraat met moeder en zoon achterin. Bijna bij het bureau aangekomen kon ik de Oudebrugsteeg niet in, dus moest ik via de Beursstraat rijden.
Aan weerzijden stonden auto's geparkeerd.

Voor mij reed een vrouw.
Ze zag het allerlaatste vrije parkeerplekje en wilde inparkeren. Volgens mijn schatting had er wel een vrachtwagen met oplegger kunnen staan maar kennelijk schatte zij de beschikbare ruimte anders in. Het inparkeren duurde dus enige tijd: vooruit, achteruit, er in, er uit, vooruit, achteruit, er in en er weer uit.
Lex en ik stonden keurig te wachten tot de vrouw haar bolide ingeparkeerd zou hebben maar het duurde me allemaal te lang.

Roep ik vanuit mijn raampje: "Mevrouw, er kan daar wel een begrafenisstoet staan!"

Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegeltje en zie 2 priemende ogen van moeders. Was ik die toch helemaal vergeten.
Ik zal wel weer een rood hoofd hebben gekregen en de laatste meters naar het bureau heb ik maar stilzwijgend afgelegd.
Ik hielp moeder uitstappen waarna ze mij vroeg: "Hoe was Uw naam ook al weer?"

"Kruidenier mevrouw, rechercheur Kruidenier"

"Dank U agent" zei ze.

Stommiteit 2 zullen we maar zeggen.
Nooit meer iets van gehoord.