Auteur:
Theo Evers jaar: 2001 | Stagiair |  |
Tijdens
een van mijn diensten liep ik in uniform over de rijbaan van de Warmoesstraat,
in de richting van het bureau. Ik was in gezelschap van mijn schoonvader,
die inmiddels de respectabele leeftijd had van 67, en een dienst met mij meeliep.Terwijl
wij de Papenbrugsteeg passeerden, keek ik in de richting van het Damrak. Ik
zag op dat moment dat een oude bekende van mij, Kees K., uit de Beurspassage van
de C&A kwam lopen in onze richting. Kees is al drugsverslaafd sinds zijn
jonge jaren en steelt alles wat los en vast zit om in zijn drugsbehoefte te kunnen
voorzien.
De eerste keer dat ik als politieman met Kees in aanraking kwam,
was tijdens een nachtdienst in 1985 aan bureau Meer en Vaart. Kees liep toen omstreeks
04.00 uur met een fiets aan de hand langs de rijbaan van de Dr. H. Colijnstraat
in Geuzenveld. Met zijn andere hand hield hij een buitenboormotor, die op
de bagagedrager geplaatst was, in evenwicht. Later bleek dat hij de fiets en
buitenboordmotor uit een garage in de buurt had gestolen. Hierna kwamen Kees
en ik elkaar regelmatig beroepshalve tegen.
Ik zei tegen mijn schoonvader:
'Pa wacht even, Keessie komt eran'.
Ik wees in de richting van Kees, die
op dat moment de rijbaan van het Damrak overstak. Ik zag, dat de voorzijde
van zijn bomberjack behoorlijk bol stond. Mijn schoonvader keek verbaasd naar
Kees en vroeg mij: 'Wat doet ie dan?'
Ik zei: 'Volgens mij heeft ie proletarisch
gewinkeld in de C&A, kijk maar naar zijn jas'. Vervolgens bleven wij even
op Kees wachten, die nog steeds in onze richting liep en mij te laat opmerkte.
'Shit' hoorde ik Kees zeggen toen hij mij eindelijk zag.
Ik zei tegen
Kees: 'Kees je hoeft mij niets te verklaren, maar wat heb je daar onder jouw jas'. Kees
antwoordde: 'O, dit heb ik uit de C&A'. Ik zag dat Kees de ritssluiting van
zijn jack opende en dat daaronder een groot aantal bundels witkleurige katoenen
sportkousen zichtbaar waren. Op mijn vraag of hij de kousen zojuist gestolen
had, knikte Kees bevestigend. Ik deelde Kees mee dat hij was aangehouden voor
diefstal en dat hij mee moest lopen naar het bureau. Hierna liepen wij in
de richting van het bureau en moesten af en toe stoppen vanwege de kortademigheid
van mijn schoonvader. Op een gegeven moment zie ik Kees uit een van zijn ooghoeken
naar mijn schoonvader kijken en vroeg hij aan mij: 'Wie is dat?'
Ik antwoordde:
'O, dat is een nieuwe stagiair'. Alsof
het de normaalste zaak van de wereld was, zei Kees: 'Dan is het goed, ik heb nog
niets gegeten, wanneer wordt het eten gebracht?'
|