Auteur: Marten de Vries
jaar: midden jaren 70

Politiekeuring (2)
zie ook Politiekeuring (1)


Ik was perplex. Zes jaar geleden was ik afgezwaaid als marinier en nu werd ik op medische gronden afgekeurd voor de Amsterdamse politie.
De huisartsenpraktijk was inmiddels gesloten, dus kon ik pas de volgende dag terecht.
Na een slapeloze nacht, me afvragend welke ziekte ik inmiddels had opgelopen, begaf ik me de volgende ochtend vroeg naar de huisarts. Ik werd te woord gestaan door zijn secretaresse. Ze zocht de brief op die de vorige dag bij de praktijk was aangekomen en keek me verbaasd aan..
"Er staat hier dat u te licht bent", zei ze met opgetrokken wenkbrauwen "en dat vind de huisarts ook maar belachelijk".
Inderdaad, ik was niet één van de zwaarsten, maar om nou te zeggen, dat ik broodmager was….
Ik moest weer denken aan die politieagent in de Kinkerstraat. Ik was een kop groter en we hadden hetzelfde postuur.

Ik was verontwaardigd. Mijn animo om bij de politie te gaan werken was danig gezakt, maar dit pikte ik niet. Te licht! Ik vroeg een herkeuring aan, stortte een tientje en wachtte weer af.
Mijn vriendin, die zich ook in de strijd wierp, kookte vanaf die dag regelmatig Italiaanse pasta's of stoofpotten om mijn gewicht wat op te vijzelen.

Na een paar weken kreeg ik weer bericht thuis. Ik mocht me weer melden bij het gebouw "De Eenhoorn".
In een kamer zaten vijf wat oudere heren, die me over hun leesbrilletje vorsend aankeken. Ik mocht mijn bovenkleding uittrekken en in een naastgelegen kamertje werd door één van de heren, mijn borstomvang gemeten. Vervolgens diende ik weer tegen een meetlat te gaan staan en het bleek dat ik 1.82 meter lang was.
Er werd mij uitgelegd dat er een bepaalde formule gehanteerd werd en de berekening borstomvang - lengte leverde een uitkomst op van 65 kilo. Bij een lager gewicht zou ik afgekeurd worden.

Ik mocht me weer aankleden om vervolgens in een ander kamertje op een weegschaal te gaan staan. Ik woog exact 65 kilo.
Weer met het idee, dat het nu goed zat begaf ik me weer naar de kamer waar de rest van de commissie zat en de uitslag werd door mijn begeleider aan de heren medegedeeld.
"Tja, helaas", zei de woordvoerder. "U bent echt te licht".
"Ja maar, ik weeg toch 65 kilo. Dat moet ik toch wegen?"
"Jawel, maar u had uw kleren nog aan. En voor kleren trekken we 2 kilo van het totaal gewicht af en dat wordt dus 63 kilo schoon aan de haak".
"Twee kilo te weinig, dat kan ik er toch makkelijk bij eten".
"Kijk meneer, als u nu karate-expert was geweest, dan hadden we er nog wel over willen denken. Maar stel nu eens dat u geplaatst wordt aan de Warmoesstraat met al zijn ellende en vechtpartijen. Dan bent u geen partij.
U kunt gaan".

Woedend liep ik naar de deur. Wat een muggenzifterige bureaucraten. Twee kilo te licht. Drie dagen patat met vette saus vreten en ik was geschikt voor de politie. Elke dag vegetarische, magere, gezonde gerechten en een smeris kon zijn werk niet meer doen.
Toen ik bij de deur was draaide ik me om. Ik zag dat de mannen achteruitgezakt in hun stoelen zaten en eentje rookte zelfs een dikke sigaar.
Met rode konen van kwaadheid wist ik nog te zeggen: "Vreemd dat ik wel als marinier in tijden van oorlog mijn land mag verdedigen, maar niet geschikt ben voor de Amsterdamse politie. Misschien heeft de vijand wel meer vet onder zijn vel dan ik.
Voordat ik de deur dichtdeed zag ik dat een van de mannen verwoed in mijn dossier begon te bladeren.

Toch bleek dat die opmerking de doorslag had gegeven. Ik kreeg weer een brief thuis met politielogo. Ik was goedgekeurd, kreeg mijn tientje terug en 1 januari 1977 ging ik naar de politieschool.

Na een jaar werd ik geplaatst aan het posthuis Pieter Aertszstraat, gelegen in het vijfde politiedistrict, vallend onder het bureau van Lijenberghlaan. Hier moest ik het politiewerk, onder begeleiding van een mentor, in de vingers zien te krijgen.
Aan het eind van deze posthuisperiode mocht iedere diender zijn voorkeur voor plaatsing aan een politiedistrict kenbaar maken. Hiervoor werd een formulier uitgedeeld met verschillende vragen, die binnen een bepaalde tijd ingeleverd moest worden. Maar dat formulier heb ik nooit gezien.

Toen ik eens in de typekamer zat, om mijn laatste werkzaamheden op papier te verantwoorden, kwam er een brigadier binnen.
"Marten, we zijn vergeten jou een voorkeursformulier te geven en vanmiddag wordt er over jullie plaatsing vergaderd. Dus tijd om het formulier in te vullen is er niet meer, maar zeg het zo maar. Naar welk district wil je toe? Je mag drie districten kiezen. Eerste, tweede en derde keus."
"Doe maar district 6, bureau Meer en Vaart, in die buurt heb ik jaren gewoond en ben daar wel een beetje bekend. En als tweede keus district 5, bureau Van Leijenberghlaan. Want daar zit ik nu op het posthuis. Ken ik dus ook wel redelijk".
M'n derde keus moest ik even over denken, maar ver kwam ik niet in mijn overpeinzingen.
"Ach, laat verder maar. Aan twee districten hebben we wel genoeg". En de brigadier verdween.

De volgende dag werd mijn plaatsing bekend gemaakt. Ook weer in de typekamer werd me medegedeeld dat ik geplaatst zou worden aan de Warmoesstraat, district 2.
"Ja, maar dat wil ik helemaal niet", protesteerde ik. "Ik had toch district 6 en district 5 opgegeven?"
"Je lijkt ons het meest geschikt voor de Warmoesstraat. Je bent al wat ouder, hebt wat meer levenservaring en jongere collega's, die de puberteit net ontgroeid zijn, kunnen beter aan een wat rustiger district beginnen".
"Ik ben geen karate-expert", zei ik nog.
Maar ook dat hielp niet.
"Waar slaat dát nou weer op", hoorde ik de brigadier nog zeggen voordat hij de deur van de typekamer achter zich dichtklapte.

Thuisgekomen vertelde ik mijn vriendin dat ik zou gaan werken aan de Warmoesstraat. Daar was ze helemaal niet blij mee. Ze was bang dat ik af zou glijden tussen die hoeren, pooiers en junken en dat ik een vloekende rauwdauwer zou worden.
Ik probeerde haar te vertellen dat ik altijd mijzelf zou blijven en dat ik absoluut niet van plan was anders te worden dan ik was. Maar ze had er weinig vertrouwen in.

De volgende dag heb ik een gesprek aangevraagd met de adjudant (die had je toen nog), die de leiding had over het posthuis. Ook dat hielp niet. Weer werd ik de hemel in geprezen. Ook hij vertelde me weer hetzelfde. Ik had levenservaring, was wat ouder en verstandiger, enzovoort.
"Waarom wil je daar dan niet heen?", vroeg hij nog.
"Nou, je hoort van die rare verhalen over dat bureau en daar wil ik geen deel van uitmaken. Daarbij is mijn vriendin bang dat ik meegesleept wordt in een negatieve spiraal".
"Ach, dat valt wel wat mee. Dat zijn alleen maar verhalen. Daarbij hebben we een beschaafd en standvastig iemand nodig om de collega's, die zich mee hebben laten slepen, weer de goede kant uit te helpen".
Gadverdamme wat zat die man te slijmen. Misschien was de gemiddelde leeftijd aan dat bureau te jong of was er geen diender die er wilde werken en probeerden ze het op deze manier.
Ik kon geen argumenten bedenken om er onderuit te komen. Als ik hem had kunnen overtuigen dat ik géén levenservaring had, dat ik wel wat ouder was, maar zeer onverstandig, wat labiel in mijn schoenen stond, zou dat misschien wel geholpen hebben, maar een carrière bij de politie zat er dan waarschijnlijk ook niet meer in. En ik begon de laatste tijd toch wel aardigheid in het werk te krijgen.

Zo kwam ik aan de Warmoestraat terecht. En achteraf heb ik daar geen spijt van gehad.
Inmiddels heeft het al zo'n twintig testimonials opgeleverd en daarbij……
Toen was ik 27 jaar en nu 56. Voor de zekerheid heb ik me net nog even gewogen en ik weeg 82 kilo. Twee kilo eraf voor de kleding, dus 80 kilo.

Geschikt voor de politie en zeker voor de Warmoesstraat.

Maar helaas, dat bureau bestaat niet meer.