Auteur:Marten
de Vries
Jaar:2003 |
Plei
dooi voor de Warmoesstraat
|
 |
Eens verscheen
er een Surinaamse verslaafde voor de balie. Zijn maatje was zojuist aangehouden
en hij vertelde het volgende: Beambte ik wil een plei dooien voor
Harold, hij heeft het niet gedaan.
Zo wil
ik met dit verhaal een plei dooien voor de Warmoesstraat.
Het bureau
Warmoesstraat werd wel eens het meest beruchte bureau van Nederland
genoemd. Een echte overdrijver sprak wel eens van het meest beruchte
bureau van het Westelijk halfrond.
Er zouden
aan het bureau dingen gebeuren die eigenlijk niet konden. Er zouden
mensen worden geslagen of op andere wijze worden mishandeld, maar in
de zeven jaar dat ik er dienst heb gedaan ben ik er nog nooit getuige
van geweest dat er tegen een persoon buitenproportioneel geweld werd
gebruikt.
Op één
uitzondering na. Eenmaal heb ik gezien dat er een arrestant geslagen
werd, maar dit werd niet door een diender gedaan.
De vaste
tolk die verschillende talen sprak en regelmatig vertaalde bij het verhoor
van buitenlandse verdachten zag ik eens een arrestant een dusdanig mep
voor zijn hoofd geven, dat de man onderuit ging. De brigadier-wachtcommandant
gaf de tolk een uitbrander met de woorden: Dit moet je nooit meer
flikken, anders hoef je hier niet meer te komen.
Het
vertelde wel waarom hij die mep uitdeelde. Hij had zojuist als tolk
gezeten bij het verhoor van deze verdachte en de man had de tolk regelmatig,
in de Spaanse taal, voor alles wat goed en lelijk was, uitgemaakt. De
rechercheur die het verhoor afnam was zich hier niet van bewust, omdat
hij geen Spaans sprak en de tolk werd steeds pissiger.
Samen met
de rechercheur begeleidde hij de verdachte, na afloop van het verhoor,
weer naar de balie, zodat hij uitgeschreven en heengezonden kon worden.
Echter de verdachte bleef, in een alleen voor de tolk verstaanbare taal,
schelden. Toen de brigadier-wachtcommandant aan de man zijn bezittingen
teruggaf schold hij de tolk nogmaals uit voor hoerenjong.
Dit werd de tolk te veel en deelde een klap uit.
Het bureau
Warmoesstraat had bij veel mensen een slechte naam. De titel Het
meest beruchte bureau van Nederland zegt dit al. Had men het wat
positiever gezien, dan had men eerder gesproken over Het meest
beroemde bureau van Nederland. Volgens de meeste Nederlandse woordenboeken
betekent berucht dan ook: Ten kwade bekend.
Ik blijf
er bij dat deze bekendheid eerder lag aan de buurt waarin het bureau
stond, dan aan het personeel dat aan dit bureau werkte. De meeste dagelijkse
werkzaamheden werden verricht in een vierkante kilometer waar prostitutie
en vrouwenhandel voorkwam, waar de meest bekende straat van Nederland
lag: De Zeedijk, waar het grootste gedeelte van de bezoekers bestond
uit verslaafden, die vaak openlijk verdovende middelen gebruikten en
waar openlijk gedeald werd (tenzij er politie in de buurt was).
In de buurt
bevond zich tevens een grote concentratie cafés, illegale gokhuizen,
seksshops en seksbioscopen. Dit trok een variatie aan publiek, vooral
ook mensen die het met de rechtsorde niet zo nauw namen. Met als gevolg
dat de routinewerkzaamheden van een Warmoesstraatdiender toch verschilde
van de werkzaamheden van een diender aan een gemiddeld Nederlands politiebureau.
Ik had,
bijvoorbeeld, na een paar jaar meer verstand van de Opiumwet dan van
de Wegenverkeerswet. De kennis van deze laatste wet was, na enige jaren
gewerkt te hebben aan de Warmoesstraat, wat vervaagd.
Van het
spreekwoord, Waar men mee omgaat wordt men mee besmet, diende
men zich dan ook zeer bewust te zijn. Er zijn nu eenmaal mensen in deze
wereld die bij tijd en wijle niet al te stevig in hun schoenen staan
en als men de krantenberichten uit het verleden opslaat, was er ook
wel eens een enkele diender aan de Warmoesstraat die een uitglijder
maakte. Dat dat nu juist aan de Warmoesstraat gebeurde bevestigde de
mening van menig Nederlander. Als zoiets aan een willekeurig ander Nederlands
politiebureau gebeurde werd het voor kennisgeving aangenomen en was
het nog de vraag of het de krant haalde.
Op een
zomerse zondagavond zat ik thuis eens uitgezakt op de bank naar het
nieuws van acht uur te kijken. Plotseling vertelde Harmen Siezen mij
dat ik Norm Afwijkend Gedrag vertoonde. Dit gedrag scheen
namelijk nogal veel aan de Warmoesstraat voor te komen. Nu was ik me
daar niet zo van bewust, maar ik vroeg me nogal boos af waarom hij mij
dat nu juist moest vertellen, in plaats van mijn baas.
Het bleek
dat er al enige tijd een werkgroep bestond binnen de Amsterdamse politie,
bestaande uit mensen van alle rangen en standen. Veel van deze werkgroepleden
zaten vlak voor hun pensioen en men had opdracht gekregen een onderzoek
in te stellen naar normafwijkend gedrag binnen het korps.
Vooral
aan Dalven maakte men zich veelvuldig schuldig.
De uitdrukking
Dalven kende ik niet en voor zover ik wist probeerde ik
alleen maar mijn werkzaamheden bij de politie naar behoren te vervullen.
Ook bij collegas van mijn groep had ik nooit een gedrag gezien
dat, volgens mij, niet door de beugel kon.
Toen ik
aan de Warmoesstraat kwam werken, had ik me voorgenomen in alle omstandigheden
mezelf te blijven. Was dat dan niet gelukt? Maakte ik me dan schuldig
aan normafwijkend gedrag zonder dat ik er erg in had? Waren mijn normen
dan ook vervaagd?
Ik voelde
me lichtelijk beledigd.
De volgende
dag had ik middagdienst. Er heerste een vervelend sfeertje aan het bureau.
Veel collegas hadden het nieuws gezien en voelden zich publiekelijk
onderuit gehaald. Zelfs tijdens de voetsurveillance op straat werden
we aangesproken door mensen, die het nieuws hadden gezien. Een portier
van een seksbioscoop riep me toe: Nou, die bazen van jullie, hebben
jullie ook mooi te pakken. Pikken jullie dat?
Een jonge
man die me voorbijfietste stak zijn middelvinger omhoog en riep: Vuile
corrupte teringhond.
Echt leuk
was het niet.
Desgevraagd
bleek niemand van mijn collegas ooit van Dalven te
hebben gehoord. Niemand kon me uitleggen wat daarmee bedoeld werd.
Enige weken
later ging ik op bezoek bij een oom en tante. Ze wonen in Kampen en
mijn oom was als hoofdagent van de gemeentepolitie Kampen met pensioen
gegaan. Vlak na de oorlog was hij zijn carrière bij de politie
begonnen in Amsterdam.
Ook hij
had het nieuws gezien en inmiddels in de krant gelezen wat men van het
personeel, werkzaam aan de Warmoesstraat, dacht.
Een
mooi zootje daar bij jullie, zei hij.
Ik heb
voor de zoveelste keer in mijn leven geprobeerd weer eens iets uit te
leggen.
Toen ik
hem vroeg wat Dalven was ging hij er eens goed voor zitten.
Ook mijn oom hield wel van een grappig politieverhaal uit het verleden.
Dalven,
jongen, is het verkrijgen van materiële faciliteiten voor bewezen
diensten, zei hij. Toen ik vroeger op het posthuis Linnaeusstraat
werkte hadden we een commissaris die ons elke ochtend, voor we de straat
op gingen, toesprak. Hij waarschuwde ons dan voor de drie Ds:
'Dames, Drank en Dalven'. Daar mocht je je als politieagent niet schuldig
aan maken.
Bij
dalven moet je denken aan die dienders die vroeger met de kerst lekkernijen
kregen van mensen die uit sympathie voor de politie, of omdat ze misschien
iets van ze nodig hadden, een kalkoen, kerstbrood, of een fles sterke
drank bij hen neerzetten.
Of
dienders die s ochtends vroeg bij de banketbakker langs gingen
om te vragen of er nog iets mislukt was. Een paar mislukte moorkoppen
werden vervolgens weer bij de slijter ingeleverd voor een klein flesje
jonge jenever.
Ik kon
me niet voorstellen dat dat nu nog gebeurde. Totdat ik me ineens realiseerde
dat ik thuis nog ergens een klein Delfts Blauw bordje had staan. Die
had ik eens gekregen van een beheerder van een opslagmagazijn voor relatiegeschenken.
De politie had nogal adequaat gereageerd op een melding van een stil
inbraakalarm. Het alarm bleek vals te zijn, maar de man, die dankbaar
was voor de snelle komst, doorzocht de stellingen in het magazijn en
gaf me het bordje. In eerste instantie weigerde ik het aan te nemen.
Ik deed mijn werk en had daarbij ook nog het idee: Wat moet ik
nou met zon lullig bordje. De man bleef echter aanhouden.
Of die
sigarenboer, die me een reep chocola gaf. Ook omdat we nogal snel ter
plaatse waren bij een inbraak in zijn sigarenwinkel.
Een
dergelijke toespraak krijgen de dienders tegenwoordig ook als ze de
straat op gaan, zei ik. Dat noemen we een briefing.
Brieven,
wat heeft dat met brieven te maken?
Nee,
een briefing, dat is een Engels woord en betekent eigenlijk bijpraten.
Waarom
doen jullie dat in het Engels?
Dat de
dienders beschuldigd werden van handelingen die al voorkwamen toen de
werkgroepleden hun carrière startten, in bewoordingen die modern
waren toen mijn oom nog in de twintig was, zat me danig dwars. Het leek
me in die tijd erger dan nu.
Van mij
had het bureau open mogen blijven.
|