Auteur:
Theo Evers jaar: 2000 | De
Parketsecretaris |  |
Ik
werd eens benaderd door een parketscretaris van het Gerechtshof in Amsterdam.
De man,
Hans J. was zeer geinteresseerd in ons werk en vroeg mij of hij een dienst aan
ons bureau kon meemaken. Hierop maakte ik een afspraak met Hans voor een nachtdienst
in het weekend. Op de bewuste dag meldde Hans zich aan de balie en stelde
ik hem voor aan de nachtploeg. Nadat wij de briefing hadden gedaan en door
de chef van dienst van de middagdienst op de hoogte waren gesteld van de bijzonderheden
in de buurt, gingen wij aan het werk. Het
ontbrak ons nooit aan werk in de wijk. Waren het niet de verslaafden die openlijk
drugs gebruikten, dan waren het wel onze medeburgers, de zogenaamde 'poepverkopers'
die een extra inkomen wilden hebben door op irritante wijze nepdrugs aan toeristen
aan te bieden in en rond de Damstraat. Vaak
mondde dit aanbieden uit in een beroving wanneer de toeristen niet op het aanbod
wilden ingaan. De nepdrugsverkopers vroegen dan om wat geld en om van deze klanten
af te zijn kwamen de portemonnees tevoorschijn, die dan soms onder bedreiging,
uit de handen van de slachtoffers werden gerukt. De
nepdrugsverkopers bestaan uit een gevarieerd soort mensen. Van werkloze, meestal
negroide jongeren die naast hun uitkering op een makkelijke manier aan geld wilden
komen, tot huisvaders en georganiseerde bendes. De
nepdrugs bestaan uit diverse mixen van waspoeder met suiker, vitaminepillen, plakjes
koeiepoep en alles wat maar op drugs kan lijken. In de schimmige sfeer van drugs
werd toch nooit gecontroleerd of de verkochte waar echte drugs waren of niet.
Deze
nacht liepen wij in burger gekleed door de wijk. Ik had vaak meer dan een stel
handboeien bij mij, omdat we wel eens meerdere arrestanten tegelijk maakten. Halverwege
de nacht zagen wij een groep van vijf bekende nepdrugsverkopers, die op de hoek
van de Oudezijds Voorburgwal/ Damstraat stonden en voorbijkomende toeristen aanspraken,
vervolgens een stuk met de toeristen meeliepen en al dan niet iets aan de toeristen
verkochten. Nadat
wij deze mannen geruime tijd hadden geobserveerd en meerdere toeristen hadden
gevraagd wat werd aangeboden, waarbij het antwoord steevast drugs was, besloten
wij de mannen aan te houden. Mijn
collega en ik maakten ons bekend bij de mannen, die zich onder wat gemopper lieten
fouilleren. Zij wisten toch dat zij slechts voor een overtreding werden opgepakt
en dan later weer vrij werden gelaten. De bekeuring stond nooit in verhouding
met de opbrengsten van de troep die zij verkochten. Tja,
we hadden dus vijf arrestanten en drie setjes handboeien. Vier mannen werden door
middel van twee handboeien aan elkaar vastgezet en de vijfde arrestant, een hele
grote negroide verdachte, werd met de handen op de rug geboeid. Omdat
mijn collega en ik ieder twee arrestanten naar het bureau moesten begeleiden,
vroeg ik Hans of hij deze vijfde man bij de handboeien wilde vastpakken en hem
naar het bureau wilde overbrengen. De 'poepverkoper' kende ik al vrij lang en
ik wist dat hij altijd zonder verzet te plegen meeliep naar het bureau. Het
was eigenlijk geen gezicht. Hans was niet al te groot, maar hield dapper en met
een trotse blik de grote arrestant vast bij de handboeien. De
stoet ging lopend over de Oudezijds Voorburgwal naar de Warmoesstraat. Op een
gegeven moment zag ik dat de arrestant van Hans zich omdraaide en van Hans naar
mij keek. Vervolgens zei de man tegen mij: "Wie is dat?" Ik
zei met een knipoog tegen de man: "Dit is een nieuwe collega", waarop
de man okee knikte met zij hoofd en langzaam verdersjokte, doch nu af en toe even
stopte om Hans te pesten. Hans
leefde zich goed in, in zijn rol want ik hoorde hem tegen 'zijn' arrestant brommen:
"Hee joh, even doorlopen" en hij duwde daarbij zachtjes in de rug van
de man. Het was net echt. Trots
al een pauw bracht Hans de man even later het bureau binnen, met de wetenschap
daadwerkelijk mee te hebben gewerkt met de politie en een grote arrestant onder
controle te hebben gehad.
|