Auteur:
Marten de Vries jaar:eind jaren '70 | Parkeerprobleem |  |
Mensen
houden er soms vreemde principes op na. Als ze vinden dat ze gelijk hebben of
in hun recht staan, dan kunnen ze vreemd en uitermate kinderachtig gedrag vertonen.
Zo liep ik,
eind jaren 70, tijdens een voetsurveillance, samen met mijn collega, via
een steegje, de Singel op. Uitgerekend daar stond een auto op de rijbaan, die
als eerste stond in een file van plus minus dertig autos. Er
werd geclaxonneerd en sommige automobilisten schreeuwden verwensingen door hun
open raampjes. Zo te horen stonden ze er al even. Achter
de eerste auto stond de tweede auto in de file scheef op de rijbaan, met de voorzijde
in de richting van een langs de gracht gelegen, leeg parkeervak. De auto kon de
draai echter net niet maken om dit vak in te rijden, omdat de eerste auto met
de achterbumper bijna tegen zijn voorbumper stond. De
bestuurder van de eerste auto zat met een nors gezicht en met zijn armen over
elkaar geslagen achter het stuur nukkig en boos voor zich uit te kijken. De bestuurder
van de tweede auto keek ons met grote ogen aan en haalde met een verontschuldigend
gebaar zijn schouders op. Toen
we bestuurder één aanspraken, verklaarde hij over de gracht gereden
te hebben en dat hij op zoek was naar een parkeerplaatsje. Hij zag het lege parkeervak
net iets te laat, stopte, wilde achteruitrijden om vervolgens het vak in te rijden,
toen de tweede auto al achter hem stond en bezig was hetzelfde vak in te rijden. Dat
pikte hij natuurlijk niet, want hij had het vak het eerst gezien. Vandaar dat
hij zijn auto dusdanig voor auto twee had gezet, dat deze het vak niet in kon. Hij
vond dat auto twee maar achteruit moest rijden om hem de ruimte te geven het vak
in te rijden. De
bestuurder van auto twee verontschuldigde zich en verklaarde geen kant meer op
te kunnen. De derde auto in de file stond op normale afstand achter zijn auto,
doch het belemmerde hem wel twee á drie meter achteruit te rijden om auto
één de gelegenheid te geven het vak in te rijden.
Bestuurder
van auto één bleef echter stijfkoppig bij zijn standpunt. Toen
we hem vroegen om dan naar de staart van de file te lopen met het verzoek aan
de bestuurder van de laatste auto om enige meters achteruit te rijden, vervolgens
naar de één na de laatste met het zelfde verzoek, om zo vervolgens
alle autos af te werken, weigerde de man. Daar
bent u voor, zei hij. De
bestuurders in de file werden steeds pissiger. Sommigen hadden hun auto verlaten
en begonnen zich met het gesprek te bemoeien. Er werd gevloekt en geschreeuwd
en een enkeling dreigde met maatregelen. Daar
de enige oplossing van het probleem het doorrijden van auto één
was, hebben we hem verteld dat hij moest maken dat hij wegkwam en het verkeer
de vrije doorgang moest verlenen. Zo niet, dan zou het, in het belang van de openbare
orde, van hem gevorderd worden en als hij zou blijven weigeren, dan maakte hij
zich schuldig aan een strafbaar feit. De
man werd kwaad, gaf gas en onder het geluid van piepende banden riep hij nog dat
hij het discriminatie vond. Ik
heb de auto nagekeken en zag de bestuurder via de eerste brug die hij tegenkwam
de gracht oversteken, om vervolgens, aan de overkant van de gracht, exact tegenover
de plek waar de commotie was ontstaan, zijn auto te parkeren op één
van de vier daar aanwezige, lege parkeervakken. Hij stapte uit, stak de rijbaan
over en opende een deur van een pand, dat precies ter hoogte lag van het vak waar
hij nu zijn auto had geparkeerd. Ook
een diender draagt een riem bij zijn uniformbroek. En dat is maar goed ook, anders
was mijn broek afgezakt van verbazing.
|