Auteur: Theo Evers
jaar: 1983
Op z'n kant

Voor aanvang van de nachtdienst vertelde collega Henk K. mij dat hij de kroegbaas van een cafe aan de Marnixkade een proces verbaal zou geven.

Henk vroeg mij of ik hem daarbij wilde helpen door, in geval van nood, met mijn 2e dienstauto in de buurt, op de achterhand te blijven.
Natuurlijk wilde ik dat en na de aanvang van de dienst reden mijn maat en ik in onze pitauto achter de pitauto van Henk en zijn maat richting Marnixkade.

Daar aangekomen zagen wij dat Henk zijn dienstauto precies voor de ingang van dat café langs het trottoir parkeerde, dat hij met zijn maatje uitstapten en vervolgens het café binnenging.

Wij stonden op dat moment op een afstand van ongeveer 100 meter bij dat café
vandaan in onze dienstauto te wachten op de dingen die gebeuren gingen.

Nog geen 30 seconden nadat onze collega's naar binnen waren gegaan, zagen wij dat uit het café vier mannen kwamen rennen en dat zij vervolgens aan één kant van de pitauto van Henk gingen staan.
Hierna zagen wij dat zij de pitauto aan de onderzijde vastpakten en heen en weer begonnen te schudden en wel zo hard, dat de pitauto binnen 15 seconden op zijn kant lag.

Ik had ondertussen de sirene van mijn pitauto aangezet en scheurde vol gas naar het café.
Wij zagen de mannen, nadat zij ons opmerkten, direct wegrennen.
Twee mannen renden over het trottoir in de richting van de Haarlemmerweg terwijl de andere twee weer het café inholden.
Ik hoorde mijn maat schreeuwen in zijn portofoon: "Henk, Henk, ze hebben jouw pitauto omgegooid. Twee daders zijn het café ingerend."

Totaal geen reactie van Henk en zijn maat. Vermoedelijk hadden zij hun portofoon in het café uitgezet.

Even later stormden wij het café binnen met de wetenschap dat we in ieder geval twee daders te pakken zouden hebben.

Ja, ja, dat dachten we. De leperds, waarvan wij het signalement heel duidelijk voor ogen hadden, waren in geen velden of wegen te bekennen. Later bleek dat zij via de kelder en een laadluik aan de straatzijde waren weggevlucht.

Tja, daar sta je dan in een café met diverse kroegtijgers waar de vermoorde onschuld van hun gezicht af te lezen was, terwijl zij wel degelijk wisten wat er gebeurd was, maar van niks wisten en geen daders hadden gezien.

Trouwens Henk en zijn maat waren ook nergens te bekennen. Zij waren door de kroeg-baas naar een kantoor gelokt en hadden niets van het voorval en de consternatie gemerkt.

Toen wij Henk en zijn maat even later tegenkwamen zei ik tegen hem: "Henk ze hebben jouw pitauto omver gegooid."

Henk, de droogkloot die hij was, antwoordde mij met de woorden: "Ga weg, dat kan toch niet?"

Ik zal de blik op hun gezicht nooit vergeten toen wij hierna naar buiten gingen en tegen de onderkant van de pitauto aankeken. "Krijg nou de kolere, heb ik dat."

Tja hoe leg je dat nou uit aan de baas.

Mijn maat en ik moesten eigenlijk vreselijk lachen om deze dwaze situatie,
maar we konden ons gelukkig goed inhouden.

Even later werd de pitauto door een politiekraan weer op zijn bandjes gezet en afgevoerd ter reparatie.