Auteur:Frans Raap
Jaar: 30 april 1980
Nieuwmarkt

Ik kan mij die dag nog als de dag van gisteren herinneren.
Mijn maat en ik hadden een normale opvangdienst bij de recherche van het bureau Warmoesstraat te Amsterdam.
Er waren niet zo veel af te handelen zaken, maar wij hadden onze handen daar vol aan.

Bij het overbrengen van een vreemdeling naar het hoofdbureau van politie in de vroege uurtjes van de dag viel het ons wel op, dat de stad verdeeld was in verschillende "ringen", die bezet werden door politiemensen in uniform.
Door het zien van onze burgerauto en het tonen van ons politielegitimatie en speciale pasjes konden wij gemakkelijk deze "blokkades" beslechten.

In de binnenstad van Amsterdam heerste een vreedzame sfeer.
Verder hebben wij de gehele tijd op het bureau doorgebracht en hebben de plechtigheid op de televisie kunnen volgen. Op dat moment wisten wij niet, dat de dag geheel anders zou verlopen. Natuurlijk waren wij op de hoogte van eventueel naderend onheil, omdat de leus "Geen woning, geen kroning" al ruimschoots door de kraakbeweging was verspreid.

Van een kraakactie in een woning in de Bilderdijkstraat, ter hoogte van de Kinkerstraat, waren wij niet op de hoogte. Later hoorden wij, dat er ongereldheden waren in de stad.

Wij stemden af op Radio Stad.
Wat mij opviel, dat er geen sprake was van een normale verslagneming, maar dat men gewoon ophitsend werd opgeroepen door ene Hanneke Groenteman om maar massaal naar Amsterdam te komen om maar vooral de plechtigheden te verstoren. Dit heeft helaas de nodige gevolgen gehad. Wij hoorden dat er veel druk was op de collega's en besloten omstreeks 16.00 uur met een rechercheploeg de straat op te gaan om eventueel bij te kunnen staan.
Nu was het zo, dat in die tijd geen sprake was van de tegenwoordig goedopgeleidende aanhoudingseenheden, maar dat zo'n rechercheploeg onder leiding van een meerdere de straat opging.
Besloten werd om in de buurt van de Nieuwmarkt te gaan kijken, omdat wij wisten, dat er in de omgeving van de Dam rechercheploegen waren gedetacheerd en de druk bij de Nieuwmarkt het grootst was.
In het Wallengebied was het normaal rustig. Gekomen op de Nieuwmarkt was er gewoon sprake van een soort oorlogstoestand. Overal werd met stenen naar de politie gegooid door een grote groep mensen, die er bepaald niet als krakers uitzag.

Onze tactiek was er op gericht om toch vooral bij elkaar te blijven, zodat wij ons bij mogelijk onheil elkaar konden bijstaan. Op de Kloveniersburgwal zag ik een man een steen gooien naar een waterwerper van de ME. Ik benaderde hem en trachtte -tegen elk parool - hem toch aan te houden.
De man draaide zich om en begon met mij te vechten. Aanhouding zou dan te link zijn, dus ik gaf de man een klap met mijn wapenstok en duwde hem tegelijkertijd het water van de Kloveniersbugrwal in.

Ik zag dat de man naar de andere kant zwom.
Hierna draaide ik mij om en kwam tussen de aan de waterzijde geparkeerde auto's vandaan. Ik stond op dat moment precies een meter voor de waterwerper.
Ik schrok mij een hoedje. Kennelijk werd ik herkend, want er werd geen actie ondernomen door de commandant van de waterwerper.
Ik rende terug naar de Nieuwmarkt en ik kon mijn maten gelukkig gauw terug vinden.

Vervolgens waren wij getuige van het volgende: Op de hoek van de Nieuwmarkt / St. Anthoniesbreestraat stond een linie ME opgesteld. Er werd door ons gezien dat een man een molotovcocktail in zijn hand had. Een andere man trachtte met een aansteker de lont van de fles aan te steken. Met z'n vieren, Peter, Bert, Joop en ik konden wij die man beetpakken. Bij de ontstane worsteling had een andere Frans kans gezien om de fles uit zijn hand te halen.
Voor ons was het zaak om achter de ME linie te komen om in veiligheid te zijn.
Wij renden onder een regen van stenen naar de linie.
De ME-ers, die achteraf behoorden bij een peloton Rijkspolitie, dat bijstand verleende, stonden gelijk in slagorde. Wij schreeuwden, dat wij van de politie waren.

Het vervoer van de arrestant ging niet erg voortvarend, omdat hij behoorlijk tegenstibbelde. Gelukkig gingen de ME-ers opzij, zodat wij ons in veiligheid konden brengen.
Achteraf vertelde die commandant ons, dat het wel een raar gezicht vond, vooral omdat Frans met die fles achter ons aanrende. Hij dacht, dat Frans een aanslag op zijn mensen wilde plegen. De man kon overgebracht worden en via een omweg konden wij naar het bureau om op verhaal te komen.

Na de nodige bescheiden te hebben opgemaakt, bleek het wat rustiger te worden en druppelden de gedetacheerde recherchemensen het bureau weer in.
De dag, die toch wel lang duurde, hebben wij, onder het genot van een biertje en op de gezondheid van de nieuwe koningin, afgesloten.