Auteur: Theo Evers
Jaar: 1983
Murmeltjes

Het komt wel eens voor, dat je tijdens een dienst te maken krijgt met een bepaald persoon, door wie je tijdens verschillende diensten daarna gedurende langere tijd 'gestalkt' wordt.

Een van die 'stalkers' was een alleraardigst oud Indisch vrouwtje.
De naam weet ik niet meer, maar de 1e keer dat ik haar zag, keek ik haar eigenlijk over het hoofd.

"Hallo meneer, hallo meneer" werd een van mijn ochtenddiensten geroepen aan de balie. Ik dacht eerst dat ik gek werd, want er was niemand te zien. Toch maar even naar voren gelopen en daar zag ik haar.

Een klein Indisch vrouwtje met zilvergrijs halflang haar. Zij had kleren aan zoals mijn oma ze vroeger droeg. Een keurige bruinkleurige bloes met daarover een grijs wollen vest, een driekwartlange zwarte rok en aan haar benen witkleurige sokjes, ouderwetse schoenen met veters. Zij kwam met haar hoofd nauwelijks boven de receptiebalie uit.

Ik vroeg haar "Wat kan ik voor u doen mevrouw?"

"Ja weet u ik woon daar en daar. Ik heb de laatste tijd zo'n last van murmeltjes in mijn huis. Ik vind het zo vervelend dat ik u daarmee lastig moet vallen, maar die murmeltjes worden elke dag erger, ehh, hoe heet u ook al weer?"

Mijn naam is Evers mevrouw (fout, fout, fout).

"Zo meneer Evers en wat gaat u aan die murmeltjes doen?"

Ik keek het omaatje aan en dacht, die is niet goed in de bovenkamer. Maar ja, even doorvragen en een mutatie stellen en opoe zo snel mogelijk het bureau uitpraten.
"Ik kijk even in de dagrapporten mevrouw, misschien hebben uw buren ook last van die murmeltjes."

Er was niets in de dagrapporten te vinden. Ook de naam van het omaatje kwam niet voor.
Nadat ik haar beloofd had een en ander scherp in de gaten te zullen houden, verliet ze het bureau.
De tweede keer dat zij aan het bureau kwam, ben ik met haar meegegaan naar haar huis en zij liet mij de plek zien waar de meeste murmeltjes vandaan kwamen. Dit betrof de scheidingsmuur tussen haar woning en de woning van de buren.
Helaas, die keer hoorden wij niets.

Of de duvel ermee speelde werd ik vele volgende diensten weer met dat omaatje geconfronteerd, het was alsof zij mijn dienstrooster kende. De toonzetting van die bezoekjes werden steeds onplezieriger. Omaatje werd elke keer een stukje agressiever, omdat de murmeltjes maar bleven aanhouden en de politie, in casu Evers, er toch niets aan deed om de overlast te stoppen.

Op een gegeven middag werd ik naar een bepaald perceel gestuurd in verband met burenoverlast.
Ter plaatse gekomen werd ik door de bewoner aangesproken, die mij mededeelde: "Ik heb een gestoorde buurvrouw zeg. Moet je horen ze breekt hiernaast de boel af."

Bij het luisteren hoorde ik een enorm gebonk op de muur, afkomstig van een van de buren.
Toch maar even langs die buren gaan. Hè, die voordeur komt me bekend voor.
Na aanbellen werd de voordeur opengedaan, ja je raad het al, het Indische omaatje.

Ze zag er niet uit, verwilderd haar, haar kleding, armen en benen wit van het muurgips. Ik zag in haar rechterhand een kleine bijl.

"Ho, ho", riep ik tegen omaatje. "Geef mij die bijl maar. Wat is er aan de hand?"

Omaatje begon zachtjes te huilen. "He-he-he- het zijn weer die murmeltjes",
snikte ze. "Die murmeltjes."

Ik keek naar de plek waar zij bezig was geweest met de bijl en zag daar een behoorlijk beschadigde muur.

Het was triest, ze kon niet meer langer op zichzelf wonen. Ik haalde haar over met mij mee te gaan naar het bureau en heb daar om de komst van een psychiater gevraagd.

Ik hoorde later dat omaatje, voor eigen bestwil, in een verpleeghuis was opgenomen.