Auteur:
Ton Stellaard jaar: onbekend | De
Majoor en de wet.
|  |
Ik werkte
nog maar kort aan de Warmoesstraat. Ik zat nog vol idealen en was dus
met frisse moed op zoek naar overtredingen in het verkeer.
En ja hoor.
Op de brug van de Oudezijds Voorburgwal stond een klein blauw autootje
midden op de brug. Nou ja...midden. Hij stond in elk geval op de brug.
Ik trok dus mijn boekje en begon noest te schrijven.
Dag, datum uur...alles schreef ik op. Ik plakte de gele prent achter de
ruitenwisser, bestelde een kraan om de auto te laten wegslepen en ging
tevreden weer op pad.
Na enige tijd werd ik door de wachtcommandant (bijgenaamd De Grote) met
spoed naar binnen geroepen. Ha, dacht ik in mijn jonge enthousiasme. Als
je zomaar naar binnen wordt geroepen wacht er vaak aktie.
Dus liep ik zo snel als ik kon terug naar de Warmoesstraat.
Ik liep het trapje op en daar stond De Grote al in de deuropening op me
te wachten.
"Wat flik jij me nou?" riep hij met zijn machtige stem. In tweetiende
van een seconde was mijn enthousiasme verdwenen. De angst sloeg toe. Ik
vroeg me af wat hij wist dat ik nog niet wist. Had ik iets gedaan wat
niet mocht? Had ik een klacht aan de broek?
"Hoe haal jij het in je hoofd om de Majoor een bekeuring te geven
en d'r auto te laten wegslepen", bulderde hij.
Het bleek dat personeel van de kraanwagen de auto hadden herkend van Majoor
Bosshardt. Een onverlaat had daar een bekeuring op durven plakken!!
Die dag leerde ik dat er twee soorten Recht bestonden.
Het Strafrecht en het Recht van de Warmoesstraat. En in het geval van
de Majoor moest natuurlijk dat laatste Recht zegevieren.
Vanaf die dag ben ik steeds met een grote boog om de auto van de Majoor
heengelopen.
Ik heb later jonge collega's nog wel gezegd dat er een blauw autootje
in de buurt was waar je beter van af kon blijven.
|