Gerard Mak
Magere Henkie


Hijgend kwam Magere Henkie aan de balie van het bureau Warmoesstraat. Hij zweette peentjes, en hij keek iedere keer angstig achterom of zijn belager niet binnen kwam.
"Wat moet je?", informeerde brigadier Jan nonchalant. Magere Henkie was niet bepaald populair, maar soms kon de junk aardige informatie geven. Informatie die weer leidde tot het vangen van grotere boeven dan de schlemiel zelf.
"Heb.. heb je…". Hij kwam amper uit zijn woorden en snakte naar adem. Zijn lichamelijke conditie liet te wensen over, en het zag er naar uit dat hij de komende jaren geen sportprestatie van enige importantie zou kunnen verrichten. Henkie was fel over been en rijkelijk bedeeld met korsten en halfopen wonden. Een gozer die te vies was om met een stokkie aan te raken. "Heb je voor mij zo'n briefje voor inbeslagname?"
Brigadier Jan fronste zijn wenkbrauwen. "Zo'n briefje?" vroeg hij verwonderd.
"Ja… je weet wel. Als jullie iets in beslag nemen, krijg je als bewijs zo'n papiertje mee naar huis. Zo'n papiertje bedoel ik eigenlijk."
"O", zei brigadier Jan die ineens begreep wat hij bedoelde. "Da's een bewijs van ntvangst. Wat moet je ermee?"
"Nou", zei Magere Henkie op heimelijke wijze. Hij boog zich voorover naar brigadier Jan en vroeg hem dat briefje op zijn naam te zetten.
"Zet er maar op, dat je bij mij 24 pakjes heroïne in beslag heb genomen. En… eh… de datum moet je op gisteren zetten."
Brigadier Jan keek de verzoeker vreemd aan. Hij was geenszins van plan om medewerking aan dit snode plan te verlenen, maar toen Magere Henkie bezwoer dat ze hem dan eerdaags uit de gracht konden vissen, ging brigadier Jan overstag. Hij wilde de verantwoording van een lijk niet op zijn geweten te hebben: zo verklaarde hij later.
Hij pakte zo'n bewijs van ontvangst en vulde dit op naam van Henkie in, waarbij tevens vermeld werd, dat de politie van Amsterdam 24 pakjes heroïne van hem in beslag had genomen. Voordat hij het bewijsje aan Magere Henkie gaf, wilde hij weten waarom hij dit zo hard nodig had.
"Nou", zei-d-ie samenzwerend, "de grote van de Monnikenstraat met die stierennek, die vroeg me om die pakjes heroïne bij me te steken. Die lul wilde zelf geen risico lopen omdat hij een keurige huisvader is. Ik zou een geeltje krijgen, maar na een kwartiertje ben ik hem gepeerd. Ik heb goudgeld aan hem verdiend. En eh… nog een paar pakjes overgehouden."
Brigadier Jan had hem door. De smeerpijp probeerde hem voor het karretje te spannen, en gaf het kleinood nog niet direct over.
"Nog effe wachten", zei Jan. Hij pakte de telefoon en deed net of hij die grote van de Monnikenstraat belde. Hij noemde de man bij zijn naam en hij ensceneerde een gesprek:
"Ja," zei hij kijkend naar Magere Henkie. "Hij staat hier voor de balie."
De brigadier liet een kleine stilte vallen om vervolgens verder te gaan. "Ja, dat zeg-ie. Hij heeft er goudgeld mee verdiend en nog pakjes heroïne over gehouden.
Weer viel er een kleine stilte, en Magere Henkie kreeg een wegtrekker. "Die vuile dienstklopper. Hij naaide hem erbij." Hij volgde het gesprek met argusogen en toen brigadier Jan mededeelde te proberen om Magere Henkie in het bureau te houden, verbeterde Magere Henkie kort daarna zijn eigen record.
We hebben hem nooit meer terug gezien. Noch op straat noch in de gracht.

zie ook Gerard Mak's verhalen