Auteur: John Elberse
Lorre (2)
zie ook Lorre

Lorre had weliswaar een grote kooi maar het bleek dat hij (of zij) wel eens de pootjes wilde strekken, dus werd het deurtje opengezet.

Lorre klom dan naar buiten en banjerde een stukje over de bureaus, knabbelde wat aan verbalen en carbonpapier en liet ook wel eens iets vallen.
In die tijd hadden we een adjudant bij de Recherche, ene Sietze, die in de nadagen van zijn flitsende politie-carriere was. Dus niet altijd even vrolijk.

Op Lorre had hij het niet zo, het liefst wilde hij onze bureaukip dan ook weg hebben.
Nou stond de kooi van Lorre vlakbij het bureau van Sietze. Op een gegeven moment bleek, dat Lorre tijdens een van zijn uitstapjes het telefoonsnoer van de telefoon van Sietze had doorgeknaagd.
Niets aan de hand: zo'n gedraaid snoer valt makkelijk te "lijmen".

Je zag er niets van. Toen Sietze op de afdeling gearriveerd was, was Lorre inmiddels met zijn ochtendwandelingetje bezig.
De twee keken elkaar aan: Sietze met een blik van: "Zo, soepkip!" en Lorre vermoedelijk met een blik van: "Zo, ben jij er ook weer?!". Vrienden waren het bepaald niet van elkaar kon je zeggen.
Sietze ging aan zijn bureau zitten en ik pakte mijn telefoon en draaide het nummer van Sietze. Sietze nam op, meldde zich waarna, na geconstateerd te hebben dat hij slechts de hoorn met een lullig klein stukje snoer in zijn hand had, er nog net geen stoom uit zijn oren kwam.
"Weg met dat beest!" brieste Sietze.

En Lorre? Volgens mij kon zijn (en onze) dag niet meer stuk!