Auteur: Jim Nijman
jaar: onbekend

Heer Bommel


In de avond wordt een heer, een echte, binnengebracht.
Meneer is gewaarschuwd niet te gaan rijden toen hij waggelend naar zijn auto liep en een aantal vergeefse pogingen deed om deze te openen. De waarschuwende agenten zagen hem even later toch wegrijden en konden hem vrijwel meteen achter het stuur vandaan halen.
Nu is hij als arrestant binnengebracht en moet wachten op een dokter die hem bloed zal afnemen voor een ademanalyse. Hij moet dus wachten op een verdachtenstoel achter een, voor hem gesloten, deur en dat bevalt na enige tijd niet.
Oh ja, van ademanalyseapparatuur hadden we toen nog nooit gehoord.
Het blaaspijpje was al heel modern en dat had aangegeven dat meneer over de schreef was gegaan.
Nu was inmiddels gebleken dat hij directeur was van één van de bekendste banken in Nederland en dergelijke hoge piefen heb je zelden als arrestant in huis.
Het zitten beviel hem dus niet en hij begon mijn personeel te commanderen. "Haal even een andere stoel voor mij" "Geef me eens wat drinken"
Het was niet zo zeer wat hij vroeg als wel de toon waarop.
Ik ging naar hem toe en zei: "Meneer, wat U hier overkomt vindt U niet leuk maar U heeft het zelf aangehaald. Ik begrijp dat U op Uw werk in de positie bent tegen mensen te zeggen wat ze moeten doen en laten. Maar in die positie ben IK hier. Dus U houdt verder Uw mond tegen mijn personeel. Gesnopen?"
Geen last meer mee gehad.
De volgende dag kwam hij zijn excuses aanbieden voor zijn gedrag in het bureau. We hebben met een handdruk afscheid van elkaar genomen. Dat ging blijkbaar nogal statig want de telefonist mompelde " Heer Dickerdack verlaat het pand en Heer Bommel zijgt tevreden in zijn zetel neer"