Auteur: Gerard Mak
jaar: 1984
Gerard Mak
01.09.1978 - tot sluiting
Hash plantage

Toen ik als beginnend agent in 1978 mijn eerste schreden aan het bureau Warmoesstraat zette, was er een enorm onderscheid tussen rangen en standen.
Als agent was je 'de laagste' in de pikorde. Ervaren hoofdagenten konden behoorlijk op je neerkijken en er was een strikte scheiding van werkzaamheden terwijl het onderscheid tussen 'hogere en lagere' een militair karakter vertoonde.

Althans… niet voor iedereen. Sommige hoofdagenten werden binnen de wandelgangen betiteld als 'hoofdagent ZV'. Een rang Zonder Vooruitzichten. Zij konden de vernieuwing van het politieapparaat niet meer bijsloffen of verdomden het om nog verder te studeren zodat ze op hun eindrang kwamen te zitten.
Meestal kregen ze een passend baantje en iedere dag zag je deze mensen binnenschuiven en plaats nemen achter een bureau.

Paulus was zo'n man. Hij sorteerde uitgeschreven bonnen. Maakte zich kwaad omdat dienders hun eigen bonnen afstempelden, als ware deze betaald.
Pákken gele velletjes sorteerde hij op naam, kenteken en datum. Ook verzorgde hij de planten binnen het bureau en was verantwoordelijk over de binnenkomende en uitgaande telexberichten.
De telex ratelde de gehele dag en de vellen kwamen in viervoud uit het grote apparaat gespuwd. Met een liniaal werden de vertrouwelijke berichten met de precisie van een Zwitsers uurwerk tot handzame velletjes gescheurd zodat deze in een ordner konden worden opgeborgen. En… waagde het niet om de vellen 5 centimeter langer af te scheuren, want dan kon Paulus behoorlijk op zijn strepen staan.

Ook het 'wegslaan' van berichten behoorde tot zijn werkzaamheden. Toen een onverlaat het waagde om zelf een berichtje naar Politie Nederland te versturen en Paulus hem daarbij betrapte, liep dit uit op een vuurgevecht. De stoffige Paulus won het gevecht met glans, want de man had handen als kolenschoppen. De dienders waren weer op hun plaats gezet en de snoodaard had behoorlijke rode plekken op zijn gezicht.

In de wachtruimte stond zijn geesteskind. Een gigantische plantenbak die een afscheiding vormde tussen de wachtruimte en de trap naar de kleedruimten leidde. De planten werden dagelijks door Paulus verzorgd en op een dag kwamen er allemaal stekjes uit de zwarte aarde.Hij was terecht trots en schonk extra aandacht aan zijn opkomende nieuwelingen. Met de dag groeiden deze stekjes uit tot enorme hoogte. Het licht, de warmte in het bureau en de verzorging van Paulus waren er debet aan dat de plantenbak 'de trots' werd van de Warmoesstraat. Paulus had groene vingers.

Maar Paulus had stilgestaan. Hij was niet meegegaan met de tijd. Daarom was het te begrijpen dat hij de planten niet kon herkennen aan hun blad. Het waren 'vreemde groene planten' die hij nog nooit had gezien. Het blad was mooi puntig en de plant zelf geurde met een oosterse mystiek.
"Ze doen het goed die hennepplanten", complimenteerde iemand hem toen hij zijn plantjes water gaf.

We zagen hem ineens rood worden. Bibberen, en zijn neusvleugels trilden als 'n gek. Hij trok alle planten uit de bak en gooide deze woest door de wachtruimte heen. Dienders vluchtten de gang op en toen Paulus uitgeraasd was, beende hij de ruimte uit en sloot zich op in zijn kamertje.

Hij heeft niet kunnen bevroeden dat hij de éérste diender is geweest die een hennepplantage ontmantelde. Hij moest eens weten.