Auteur: Fred Kruyer
Jaar: onbekend


Eindstation

Schreeuwend staat hij voor de balie. Vies, onverzorgd, dik en een vreselijk grote bek. Een hele nare jongen, en we zijn toch wel wat gewend. Hij schreeuwt dat hij vreselijk pijn heeft en dat hij een dokter wil. Schreeuwen is geen goede methode om iets gedaan te krijgen aan het bureau.
De wachtcommandant legt hem uit dat hij zonder ambulance al genoeg belastinggeld kost en krijgt daar ook weer een grote bek voor. Na een kwartier schreeuwen, gillen en schelden wordt hij met enig enthousiasme het bureau uitgezet. Een uur later is hij terug. Hij heeft behoorlijk ingebonden en vraagt nog steeds om hulp. De wachtcommandant vertrouwt het toch niet.
Hij ziet er echt beroerd uit. Als hem iets overkomt, en later blijkt dat hij om hulp heeft gevraagd, dan blijft er iemand aan de pan hangen. Er wordt een ambulance gebeld want een somatisch arts komt alleen voor krijgsgevangenen.
De jongeman wordt snel nagekeken en met twee aspirientjes het bos ingestuurd. De verantwoordelijkheid is nu geregeld. Het ambulancebezoek wordt gemuteerd en de jongeman verdwijnt uit het gezichtsveld.

Hotel Terminus

Hotel Terminus. Eindstation. De Beursstraat, vlak bij het politiebureau. Een redelijk hotel in een morsige buurt. Er zou iemand onwel zijn, maar de receptionist weet ons al te melden dat het om een dode huurder gaat. Hij heeft om de hoek van de deur gekeken. Voor de deur van de kamer staat een wat oudere heer ons op te wachten. Hij spreekt Engels met zachte stem en Latijnse tongval.
"Agent, mijn zoon ligt in deze kamer. Ik denk dat hij dood is maar ik weet het niet zeker. Wilt u misschien even kijken....? Ik kijk hem aan, geschokt door zijn kalmte. Een beschaafde man, rijk gekleed maar niet opzichtig, goed gekapt en verzorgd. Verderop in de gang zit een vrouw in een koffiehoekje te wachten. Ze staart voor zich uit. Ze moet zijn echtgenote zijn. Ze zou bij niemand anders kunnen horen.
We stappen naar binnen. Op het bed ligt een dikke jongeman in zijn ondergoed. Het is een onuitroeibaar fabeltje dat de politie de dood niet mag vaststellen tenzij het hoofd van het slachtoffer grotendeels van de romp is gescheiden. In werkelijkheid is het wettelijk volstrekt niet geregeld wie de dood mag vaststellen, hooguit wie een overlijdensverklaring mag afgeven. Bij onze vriend kan het niet missen. De rigor mortis is al ingetreden, hij is zo
stijf als een plank. Bouke sluit met één hand zijn ogen. Net als in de film.
Ze springen direct weer open.

Ik loop de kamer uit en vertel de vader dat zijn zoon is overleden. Hij loopt met me mee naar het bed. Hij is niet bang meer. Aan het voeteneind blijft hij staan en kijkt naar zijn zoon. We laten hem alleen maar na een minuut komt hij naar buiten. Samen lopen we naar zijn vrouw. Als hij haar op de hoogte brengt lijkt ze ineen te krimpen, maar ze huilt niet. In afwachting van de schouwarts en de recherche drinken we koffie.
De familie woont in Milaan. Vader heeft zijn verslaafde zoon twee jaar geleden uit huis gezet nadat het gezin aan de rand van de afgrond is gekomen en zijn reputatie als vooraanstaand advocaat geruïneerd is. Daarna horen ze niets meer van hem.

Twee dagen geleden belt hij plotseling op en vertelt dat hij in Amsterdam zit en zich ernstig ziek voelt. En dat niemand hem echt wil onderzoeken. Zijn ouders geloven hem en reizen hals over kop naar Amsterdam.
Daar komen ze in de avonduren aan. Vader huurt twee kamers in hotel Terminus
zodat de jongen in een goed bed kan slapen. De volgende dag willen ze terug naar Milaan om hun zoon daar grondig te laten onderzoeken. Zo ver komt het niet.

Ze zijn diep bedroefd, maar de tranen ver voorbij. In Italië bestaat - zeker in die dagen - geen professionele opvang of hulpverlening voor druggebruikers. De staat waarin verslaafden leven is er veel slechter dan in Nederland waar het probleem door een veelvoud aan hulpverlening en methadon gedempt wordt. De laatste tien jaar zijn één grote lijdensweg geweest en het gezin is er vrijwel aan onderdoor gegaan. Daar is nu een eind aan gekomen en dat proeven we.
De volgende dag al wordt er sectie verricht. De jongen is gestorven aan een perforatie van de aorta, de grote lichaamsslagader. De wachtcommandant die de GG&GD voor hem belde dankt God op zijn blote knieën, maar het maakt niet uit. De advocaat zou er misschien wel een zaak in zien maar de vader sluit het boek. Ze doen waarvoor ze naar Amsterdam zijn gekomen. Ze brengen hun kind terug naar Milaan.