Auteur:
Marten de Vries Jaar: 1983 | Verstoorde
dodenherdenking. |  |
Inleiding Het
eerste half jaar van 1983 was ik mentor op een 9e dienstgroep aan de Warmoesstraat.
Een groep voor nieuwe collegas, waarop ervaring kon worden opgedaan
aan het nieuwe bureau, waar men het politiewerk een beetje in de vingers kon krijgen
en kon wennen aan de buurt. Een dergelijke dienstgroep werd na een half jaar ontbonden
en de collegas werden dan, als ze een goede beoordeling hadden, geplaatst
op de reguliere dienstgroepen. Vervolgens werd er een nieuwe 9e dienstgroep opgericht
met andere mentoren en een andere groepsbrigadier. Deze groep werd bemand door
de nieuwe lichting en een enkele diender die het nog eens over mocht doen, omdat
hij of zij op de vorige 9e dienstgroep een slechte beoordeling had gekregen. De
eerste tijd gingen deze collegas te voet de straat op, al of niet onder
begeleiding van een mentor. Nadat ze de eerste vier maanden de nodige ervaring
hadden opgedaan, mochten ze zo nu en dan met een mentor op de auto om twee uur
assistentiedienst te draaien.
De melding Op
vier mei, om 20.00 uur s avonds, was ik aan de beurt om met een jonge collega
de twee-nul-twee te bemannen. Wie deze collega was ben ik glad vergeten.Hij
had zijn VRO (Voortgezette Rijopleiding) nog niet, dus ik mocht de auto besturen. Om
enige minuten voor acht vroeg hij lichtelijk nerveus: Wat doen we nou om
acht uur tijdens de twee minuten stilte? Gaan we dan al op de auto of blijven
we die twee minuten binnen? Ik stelde voor om om één minuut
voor acht plaats te nemen in de pitauto en tijdens de twee minuten stilte voor
het bureau te blijven staan. We zaten nog maar net in het voertuig toen we
om ongeveer 15 seconden over acht werden opgeroepen door de meldkamer aan het
hoofdbureau. 202 Spoed! Komt u uit voor het HB, over. Verbaasd
dat we juist tijdens die twee minuten stilte werden opgeroepen, gaf ik antwoord:
202 HB. Kunt u zich direct naar de Dam begeven, daar wordt
met stenen gegooid.
Op
dat moment was er op de Dam een plechtigheid aan de gang in verband met de jaarlijkse
dodenherdenking en deze melding tastte mijn rechtsgevoel dan ook danig aan. Ik
voelde me nogal verontwaardigd. In wat voor stad leefden we eigenlijk, als de
jaarlijkse dodenherdenking al door een stelletje oproerkraaiers verstoord moest
worden. Wat dachten ze wel niet! Wilden ze hiermee soms de krant halen? Ik
maakte nog een opmerking over die twee minuten stilte, maar het verzoek was ons
direct naar de Dam te begeven. Het zou uit de hand lopen.
Ik
startte de auto, zette alleen het zwaailicht aan (niet de sirene, om de stilte
niet te verstoren) en reed met hoge snelheid de Warmoesstraat uit, over de kop
Zeedijk, de Prins Hendrikkade op en linksaf het Damrak op, richting Dam.
Op
het moment dat we het Damrak opreden, zag ik in het achteruitkijkspiegeltje dat
de 201 achter ons reed. Ze hadden waarschijnlijk de oproep gehoord en besloten
om ook maar eens te gaan kijken. Op
het Damrak, ter hoogte van de Prins Hendrikkade, stond ook een politieauto, met
daarbij enige agenten en een marechaussee. Deze mensen stonden daar op post om
het verkeer te beletten het Damrak op te rijden in verband met de plechtigheid
op de Dam.
Misschien uit nieuwsgierigheid en ook omdat ze aan ons rijgedrag
en het zwaailicht konden zien dat er toch wel iets ernstigs aan de hand moest
zijn, stapten de marechaussee en een agent in de politieauto en reden, met achterlating
van de rest het personeel van deze verkeerspost, achter ons aan. De
Dam In
een stoet van drie pitautos probeerden we vanaf het Damrak de Dam op te
rijden. Het zag er zwart van de mensen en ver kwamen we niet. Een ieder stond
met devoot gebogen hoofd in doodse stilte de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog
te herdenken. Stenengooiers zagen we niet en er lagen ook geen stenen op straat.
Dan moesten die oproerkraaiers zich waarschijnlijk aan de andere kant van
de Dam, ter hoogte van het Rokin bevinden. Maar die plek konden we niet zien vanwege
de zee van mensen die zich op de Dam bevond. Ik probeerde stapvoets door de
menigte heen te rijden, maar men weigerde ook maar een stap opzij te doen en men
keek ons zeer verbolgen aan. Ik stopte de auto, deed de deur open en ging op de
drempel staan in de hoop dat ik over de menigte heen kon kijken en kon zien of
er verderop iets aan de hand was.
De Sirene De
201 stond achter ons, ook met het blauwe zwaailicht in werking en toen ging er
iets mis
.. Het
was ongeveer anderhalve minuut over acht en de stilte had nog een halve minuut
te gaan. Plotseling begon de sirene van de 201 te loeien. Ik draaide me geschrokken
om en mompelde: Wat maken jullie nou? Ik
zag de twee dienders in de auto langzaam, met een bleek gezicht en grote ogen,
onder het dashboard van hun auto zakken. Één van de twee begon vervolgens
met een vertrokken gezicht aan het knopje van het zwaailicht en sirene te peuteren,
maar de sirene bleef loeien. Het leek alsof de wereld even stilstond.
Wat
de oorzaak was weet ik niet , maar ineens was het stil. Er waren al
enige agenten die post Dam hadden, in verband met de dodenherdenking,
onze kant opgelopen. Onder hen was de "Inspecteur Toegevoegd",
die ons in eerste instantie toeriep: Wat flikken jullie nou!!
Ik
spreidde mijn handen en heb hem waarschijnlijk nogal onnozel en met grote ogen
aangekeken. Inmiddels
was het twee minuten over acht. Burgemeester Van Thijn hervatte zijn toespraak
en zijn stem schalde door de luidsprekers.
Ik
stapte in onze pitauto en met het zweet in mijn handen draaide ik aan de knop
om het zwaailicht uit te zetten. Stel, dat ik van de zenuwen het knopje te ver
zou draaien dan zou ook de sirene van onze auto gaan loeien. Linksom: alleen zwaailicht;
middenstand: alles uit; rechtsom: zwaailicht én sirene. Ik was bang dat
als ik het knopje te ver zou draaien ik dan niet meer ongeschonden de Dam zou
verlaten. De sfeer onder het ons omringende publiek was inmiddels te snijden.
Nadat ik
het zwaailicht had uitgezet en weer uit de auto stapte begon de sirene
van de 201 weer met een hels kabaal te loeien. De Inspecteur Toegevoegd
dook op de auto af . Met een paar fikse bewegingen trok hij de bedrading
op het dak los en het was weer stil.
De
commotie Voor
een enkele bezoeker was dit te veel. Er werd wat geroepen en aan onze kant van
de Dam had men geen aandacht meer voor de toespraak van de burgemeester. Ik
zag een wat oudere man van ruim in de 70 uit de menigte onze kant op benen. Hij
had grijs stekeltjeshaar en op zijn colbert bevond zich een rits medailles. Vermoedelijk
was het een oud-commando en niettegenstaande zijn leeftijd zat hij nog strak in
het vel. Zijn hoofd was rood aangelopen en het schuim stond op zn lippen.
Hij was woedend. Dat
je van een stelletje Amsterdamse smerissen niet kan verwachten dat ze enig respect
voor het verleden hebben kan ik inkomen. Ze weten niet beter
.., brieste
hij, maar van jou!!!!, daarbij wijzend op de marechaussee, die inmiddels
ook al half onder het dashboard in de laatste pitauto lag, had ik toch godverrrr
iets anders verwacht!!!!.
Hierop stapte hij op de auto af, rukte de deur aan de kant van de marechaussee
open, pakte hem bij zijn schouders en sleurde hem de auto uit. De collega
lag uitgestrekt op straat en zou net een paar fikse vuistslagen van
de man in ontvangst nemen toen de Inspecteur, met behulp van enige voetposten
tussenbeiden sprong.
Ik
werd aangesproken door een jonge man die in de menigte stond. Naast hem stond
een wat broos, oud vrouwtje. Hij draaide zich half naar mij om en zei: Het
zal de Amsterdamse politie niet wezen. Jullie hebben nooit wat geleerd natuurlijk!
Stelletje losgeslagen idioten, wat denk je wel niet dat deze oude vrouw nu doormaakt.
Zij heeft de oorlog meegemaakt in een concentratiekamp. Hiermee
raakte hij iets in mij. Juist omdat ik zo verontwaardigd was dat deze mensen door
een stelletje raddraaiers het leven zuur werd gemaakt tijdens een dodenherdenking,
had ik nogal fel gereageerd op de oproep van de meldkamer en me met spoed ter
plaatse begeven. Het gevolg was dat ik nu zelf voor zon raddraaier werd
uitgemaakt. Ik
begon het uit te leggen, maar daar had men geen boodschap aan. De sfeer werd steeds
dreigender.
Jongens
wegwezen nu, hoorde ik de inspecteur zeggen en dat leek ons een
uitstekend idee.
We
stapten weer in de autos en achteruitrijdend over het Damrak hebben we gemaakt
dat we wegkwamen. Onderwijl heb ik de meldkamer opgeroepen om ze hartelijk te
bedanken voor deze opdracht. Vooral ook, omdat het op de Dam, vanwege de dodenherdenking,
juist blauw zag van de dienders. Daar had ik tijdens het rijden naar de Dam niet
bij stilgestaan en het personeel aan de meldkamer ook niet. Als er al stenengooiers
waren geweest, dan was er voldoende politiepersoneel aanwezig om dergelijke personen
aan te pakken.
Dat er sprake was van een valse melding was inmiddels duidelijk.
Ik heb er verder niets meer van gehoord. Vermoedelijk heeft de Inspecteur
het rapport opgemaakt.
Het
voorval haalde de Telegraaf. Pagina 3. De tekst kan ik me niet meer exact herinneren,
maar het kwam op het volgende neer: Gisterenavond,
tijdens de plechtigheid op de Dam werd de twee minuten stilte op brute wijze verstoord
door een sirene van een Amsterdamse politieauto. Volgens een woordvoerder werd
er gereageerd op een valse melding dat er met stenen zou worden gegooid tijdens
de twee minuten stilte. Bij aankomst van één van de politieautos
ontstond er kortsluiting in de bedrading waardoor de sirene afging
.
|