Auteur: Marten de Vries
jaar: 1981
De daad op straat

De meeste onvergetelijke voorvallen gebeurden meestal op zomerse dagen, zwoele zomeravonden of in warme zomernachten, als de buitentemperatuur nauwelijks onder de 20 graden Celsius zakte.

In een dergelijke nacht, het zal in de zomer van 1981 zijn geweest, werd ik samen met een collega van de groep uitgemaakt voor 'preventiedienst'. Een woord dat men zou kunnen omschrijven als: surveilleren, de boel in de gaten houden en bij grove misstanden optreden.
Het was ongeveer twee uur 's nachts en we waren juist met de politiebus de Nieuwezijds Voorburgwal opgereden. De raampjes van de bus stonden open en zelfs in het overhemd met korte mouwen hadden we het niet koud. Er heerste nog steeds een tropische temperatuur.
Het was stil op straat, maar her en der liep een late voorbijganger die na het sluiten van de kroeg naar huis ging. We zagen een jonge vrouw op de verhoogde trambaan staan die naar ons wenkte. Ze had duidelijk de politie nodig. Ik draaide aan het stuur en honkte bonkte met de bus de trambaan op.
Via het geopende raam vroeg ik wat er aan de hand was.
De vrouw wees naar de overkant van de straat, naar een paar langs de rijbaan geparkeerde auto's en zei: "Meneer ze liggen daar de liefde te bedrijven".
Dit vertrouwde ik niet. Was ze gestoord? Zag ze spoken? Ze maakte niet de indruk te veel gedronken te hebben en haar ogen stonden normaal, dus van het gebruik van drugs leek ook geen sprake.
Maar het idee dat hier sprake was van een redelijk aangeschoten of gedesoriënteerd persoon kwam toch wel bij mij op.

"We gaan wel even kijken", zei ik nonchalant en draaide de bus 180 graden om naar de aangewezen plek te gaan.
Tijdens deze manoeuvre zagen we een man bij de geparkeerde auto's staan die ook druk met z'n handen naar ons wapperde. Ook hij vertelde dat er achter deze auto's op het trottoir "geneukt" werd.

Nu ben ik geboren in Friesland en als je daar "verneukt" wordt, dan wordt je belazerd. Ik hoopte dan ook maar, dat deze getuigen van Friese oorsprong waren en dat er achter die auto's een paar mensen stonden die een meningsverschil hadden.

Echter, toen we uit de bus gestapt waren zag ik een vrouw op haar rug op de stoeptegels liggen. Haar rok was opgestroopt en haar slipje zat ter hoogte van haar enkels.
Op haar lag een man die ook zijn broek op z'n knieën had en hij maakte de nodige ritmische bewegingen.
Ik stond het geheel te bekijken, spreidde mijn armen en riep uit pure verbazing "Wat hier gebeurt!"
Na deze kreet geslaakt te hebben zag ik dat de man over zijn schouder naar me keek, om vervolgens door te gaan waarmee hij bezig was. Hij was niet onder de indruk van welke toeschouwer dan ook.
Dit ging mij toch echt te ver, pakte de man onder zijn oksels en trok hem overeind. Hij trok zijn broek omhoog en keek me vanonder zijn wenkbrauwen aan. De vrouw had zich nog niet bewogen en lag nog zoals we haar hadden aangetroffen.
Wat we ook deden, ze bleef liggen. Het werd me duidelijk dat ze niet bij kennis was en dat er iets niet in de haak was.
We lieten de man plaatsnemen in de bus gezet en bestelden een ambulance. De vrouw bleef slapjes op straat liggen.
Al was het dan stil op straat en al was het twee uur 's nachts, binnen een paar tellen hadden we een hoeveelheid toeschouwers, die zich vooral met het nodige commentaar met de zaak bemoeiden.
Zo gaat dat in Amsterdam. Als een agent in een stille straat, om drie uur 's nachts, zijn schoenveter vastmaakt, een werkje van hoogstens vijftien seconden, dan staan er toch binnen die vijftien seconden minimaal drie toeschouwers om hem heen, om te kijken wat die smeris doet.

Toen de GG en GD ter plaatse was werd de vrouw op een brancard gelegd en de ambulance binnengebracht. De deur ging dicht en een broeder ging aan de slag.

Tijdens de behandeling kon een vrouwelijke toeschouwer het niet laten om, al springende, kushandjes door de een raam van de ambulance te werpen. Deze ramen waren aan de onderzijde voorzien van een matglasachtige beplakking, maar aan de bovenkant zou men er doorheen kunnen kijken als men een lengte van twee meter twintig had.
Toen ik haar vroeg daarmee te stoppen, omdat het toch wel een inbreuk op de privacy van de patiënt was werd de vrouw hysterisch en schreeuwde dat ik een klootzak was. "Jullie mannen weten niet hoe erg het voor een vrouw is om verkracht te worden. En als je zelf verkracht wordt, vind je het nog lekker ook", brieste ze.
Ook enige andere toeschouwers bemoeiden zich er mee en ik had dan ook de indruk dat men er van overtuigd was, dat een politieagent geen gevoel in zijn donder had.

We hadden enige moeite om de boel wat te sussen en uiteindelijk ging de deur van de ambulance open en waggelde het slachtoffer met rode oogjes naar buiten.
Het bleek dat de vrouw enige glazen alcoholische drank te veel had genuttigd en nadat men een watje met een op ammoniak gelijkende stof onder haar neus had gehouden, opende ze al gauw haar ogen.

"Neem haar maar mee, ze heeft wat te diep in het glaasje gekeken", zei de broeder.

Met een andere, inmiddels ter plaatse gekomen, politieauto werd ze naar het bureau Warmoesstraat gebracht.
De man zat nog bij ons in de bus en onderweg naar het bureau vroeg ik hem hoe hij het in godsnaam in zijn hoofd haalde een vrijpartij te beginnen op straat.
"Ach", zei hij, ik heb haar gisterenavond ontmoet in een kroeg. Het klikte en we zijn samen lekker doorgezakt. Daarna zou ik haar naar huis brengen en tja….. Dan wil je wel eens wat".
"Dan doe je dat verdomme toch niet op straat", riep ik verontwaardigd uit.
"Ja maar, ze kon niet verder. Ze was dronken", zei de man met een onschuldig gezicht.

Een dergelijke dosis onnozelheid ging mijn (politie)pet te boven.
Duidelijk was dat de man misbruik had gemaakt van de situatie.

Aangekomen aan het bureau werd de man op de arrestantenbank gezet en de vrouw zat inmiddels op de bank in de hal wat wazig voor zich uit te staren.
Ineens leek het alsof ze wakker werd.
"Waarom ben ik in een politiebureau?", vroeg ze met een plat Amsterdams accent. "Ik wil naar huis. Ik heb niks gedaan".
Ik vroeg haar of ze aangifte wilde doen, omdat er iets gebeurd was.
"Wat is er dan gebeurd?", vroeg ze.
"We hebben hier een man die misbruik van u heeft gemaakt".
"Misbruik? Van mij? Hoezo dan? Ik heb niks gedaan. Ik wil naar huis".

Ik piekerde me een slag in de rondte hoe ik haar in nette en begrijpelijke woorden uit kon leggen wat er gebeurd was. Helaas bleek mijn woordenschat op dat vroege tijdstip in de ochtend niet voldoende en met een gevoel van "wat kan mij het schelen", zei ik: "Nou, we hebben hier een man die met u heeft liggen neuken op straat".
"Neuken? Met mij!", riep ze uit. "Als ik met iemand heb liggen neuken dan zal ik dat niet weten!!"
Ik vroeg aan een collega of hij de man even voor de deur wilde zetten zodat hij door het glas gezien kon worden door de vrouw.
"Kent u deze man?", vroeg ik.
"Die vent? Waar zou ik die van moeten kennen?", vroeg ze.
"Dat is de man met wie u aangetroffen bent", zei ik.
"Die kerel ken ik niet en hij heeft zeker niet met mij liggen neuken. Anders zou ik het wel weten. Ik wil naar huis".
Ze wenste verder niet mee te werken en het zag er naar uit dat de man, na een volgend avondje stappen , wederom een vrouw tot zijn slachtoffer kon maken.

Ik heb een briefje in haar jaszak gedaan met het verzoek om zo spoedig mogelijk aangifte te doen en vervolgens ben ik aan de slag gegaan met het proces-verbaal. Het lukte me zowaar een duidelijke omschrijving te geven van hetgeen we hadden gezien.

De tenlastelegging was verkrachting van een persoon die in onmacht verkeert. Een stapje erger dan een gewone verkrachting. Een artikel uit het Wetboek van Strafrecht. Hoe de exacte tekst van dit artikel luidt weet ik niet meer, daar zou ik de boeken weer op na moeten slaan.

Gelukkig heeft de vrouw de volgende dag toch aangifte gedaan en de man is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk, subsidiair………. enz. enz.