Auteur:
Marten de Vries
Jaar: onbekend |
Corrie
2
|
 |
Corrie kende
ik ook. Ze werkte toen al niet meer in een kroeg aan de Warmoesstraat,
maar ze voelde nog wel sympathie voor het bureau.
Ik zat
net op de groep en kwam haar voor het eerst tegen op de Rozengracht.
Het was een vroege zaterdagochtend. Ze stond voor een banketbakker en
had twee gebaksdozen bij zich. Toen ze ons aan zag komen wenkte ze en
daar we haar nog niet kenden, dachten we dat het iemand was die de politie
nodig had.
Nadat ik
de pitauto tot stilstand had gebracht en Willem het raampje had opengedraaid,
vroeg ze of ze een lift kon krijgen. In eerste instantie weigerden we,
maar ze bleef aandringen. Ze wilde naar de Warmoesstraat.
Ze kwam
nogal joviaal over, vertelde dat ze de dienders van de Warmoesstraat
een goed hart toedroeg en praatte als een gezellige tante.
Daar het
rustig was gaven we toe en onderweg vertelde ze dat ze jarig was. Ze
had gebak gekocht, omdat ze haar verjaardag bij haar zuster zou vieren.
Maar toen ze ons zag vond ze dat ze het gebak af moest leveren aan het
bureau Warmoesstraat voor de jongens. Dan vierde ze haar
verjaardag wel zonder gebak.
We hoorden
haar aan en hadden het idee dat we wel zouden zien hoe het af zou lopen
als we aan het bureau waren.
Normafwijkend
gedrag was in die tijd een hot item en waar de grens lag
was niemand op dat moment geheel duidelijk. Het kwam in die tijd voor
dat er mensen kwaad het bureau verlieten, omdat de oliebollen die ze
jaarlijks met Oud en Nieuw langsbrachten ineens niet meer werden geaccepteerd.
Toen we
de auto hadden geparkeerd liep ze direct het bureau in, de gebaksdozen
met beide handen en gestrekte armen triomfantelijk voor zich uit stekend.
Joviaal smakte ze de dozen op de balie en vertelde aan een ieder die
het horen wilde dat ze jarig was en gebak had gekocht voor de Warmoesstraat.
De wachtcommandant
wilde de dozen niet aannemen en ze was hevig teleurgesteld. Lichtelijk
verbolgen draaide ze zich om en verliet het bureau met achterlating
van het gebak.
Later werd
me door een oudere collega verteld dat ze vroeger in een bar werkte
in de Warmoesstraat en dat ze bekend stond als alcoholiste.
Aan het
bureau heb ik haar nooit meer gezien, maar zo nu en dan zag ik haar
door de buurt lopen.
De laatste
keer dat ik haar zag, was ze het onderwerp van een opdracht. We moesten
naar de Prins Hendrikkade, ter hoogte van het Damrak. Daar lag een vrouw
op straat. Toen we uit de auto stapten zagen we een oploop van mensen,
die om Corrie heen stonden. Ze was buiten kennis en aan haar adem was
te ruiken dat ze weer eens te veel gedronken had. Naast haar lagen twee
boodschappentassen, die qua inhoud toch wel van een gezonde levenswijze
getuigden. Uit de ene tas staken twee stronken prei en uit de andere
tas waren een paar uien en appels gerold die in de goot langs het trottoir
lagen.
Ik trachtte,
door te tikken op haar wang, haar weer bij kennis te krijgen en dat
lukte.
Op een
bepaald moment knipperde ze met haar ogen en plotseling schalde haar
stem door de straat. Verbouwereerd om zich heen kijkend riep ze: Mijn
gód, waar lig ik nóú weer!!
Ze had
er waarschijnlijk genoeg van om regelmatig op de meest onverwachte momenten,
op de meest onverwachte plaatsen weer bij kennis te komen.
We hebben
haar geholpen en de uien en appels weer in haar tassen gedaan. Onderwijl
vertelde ze dat ze vroeger veel dronk, maar nu niet meer. Behalve als
het mooi weer was, zoals vandaag. Dan ga je, voor de gezelligheid, wel
eens op een terrasje zitten en na het eerste drankje slaan de remmen
los.
Uiteindelijk
stond ze toch weer redelijk stevig op haar benen en wilde naar huis.
Ze woonde in de buurt en we hebben haar maar even thuisgebracht.
|