Auteur: Theo Iking
Jaar: begin '80
Eigenwijs, maar toch een bikkel


Het was in de beginjaren ´80 dat het volgende verhaal speelde. Het was de tijd van de Landbouwbeurs.
Vele lieden van het platteland (door ons boeren genoemd) die deze beurs bezoeken, sluiten dit traditiegetrouw af met een rondje over de Wallen, waarbij vaak ook zeer veel gedronken werd.

Zo ook in dit verhaal. Een grote boer die na een hoeveelheid drank een bezoek bracht aan een meisje maar door de drank niet aan zijn hoogtepunt kon komen, kreeg hierover ruzie toen zijn tijd om was en hij het kamertje weer moest verlaten.
Bij de ruzie die daar ontstond verbouwde de boer het hele peeskamertje alsmede het meisje.
De boer werd door een overmacht aan politie aangehouden en met vereende krachten naar de Warmoesstraat gebracht. De boer was een forse vent van achter in de twintig jaar met handen als kolenschoppen.
Al vechtend werd hij het bureau binnengebracht waarna hij vervolgens naar het dagverblijf in de kelder werd gebracht om daar te ontnuchteren, zodat boven op de werkvloer niemand last van hem zou hebben met zijn geschreeuw.

Enkele uren later moest de boer in verzekering worden gesteld. Dit werd gedaan door de adjudant Sietse, die toen tegen zijn pensioen aanliep. Dit was een lieve aardige man. De brigadier stuurde voor de zekerheid maar 2 man met de adjudant naar beneden, waaronder ondergetekende. Wij waarschuwden de adjudant voor de agressieve boer en gaven hem het advies om de deur niet te openen. De adjudant leerde ons de les, dat als je iemand netjes en correct behandelt, je zelf ook net zo behandelt zal worden en dat er dan dus niets aan de hand zal zijn.. Nogmaals werd de adjudant gewezen op de agressiviteit van de man. De adjudant keek ons aan en opende vervolgens het vierkante luikje wat in de cel deur zat.
De adjudant ging vervolgens voor het luikje staan en begon met vriendelijke stem:
"Goedendag , Ik ben adjudant de J" en verder kwam de arme man niet. Als een bliksemflits schoot de tot een vuist gebalde kolenschop van de boer door het luikje. Hij trof de adjudant vol op zijn neus met daarop zijn brilletje. De stoot was een vol punt.

De adjudant viel naar achteren tegen de muur en liet zijn formuliertjes tot inverzekeringstelling in meervoud over de grond vallen. Snel werd het luikje weer dicht gegooid. De adjudant krabbelde weer overeind, boog zijn omgebogen brilletje weer recht en veegde een druppeltje bloed van zijn lippen.

De adjudant raapte zijn inverzekeringstellingen weer van de grond op en zei "de verdachte wenst geen verklaring af te leggen" en schreef dit op zijn inverzekeringstelling en zonder ons aan te kijken draaide de adjudant zich om en liep naar boven.

Later toen de boer geheel ontnuchterd was, heeft deze zijn verontschuldigingen aangeboden en gaf hij toe dat als hij gedronken had, dat er dan geen land met hem te bezeilen was.
En de adjudant ??? Hij was snel weer hersteld en zat weer veilig achter zijn bureau.