Auteur: Marten de Vries
jaar: jaren 80

Siebe


Hoe hij heette weet ik niet meer en als ik het nog zou weten, dan zou ik zijn naam niet noemen.
Laten we hem maar Siebe noemen, want hij werd geboren in Friesland. Hij was begin twintig en had een wat slungelachtig postuur.

Regelmatig liep Siebe over de Zeedijk, op zoek naar zijn dagelijkse portie heroïne.
Als de nood hoog was had hij geen oog voor zijn omgeving en was geconcentreerd op zoek naar een dealer, die hem voor een redelijke prijs een shotje wilde verkopen.

Zo nu en dan maakte ik wel eens een praatje met hem en het was geen vervelende jongen. Ook hij was in het "circuit" terecht gekomen, nadat hij enige keren in een café een gratis shotje had mogen proberen. Toen hij er mee wilde stoppen was het te laat en vanaf dat moment mocht hij er voor betalen.

Hij was uiteindelijk op de Zeedijk terecht gekomen, omdat daar de verkoop niet alleen beperkt was tot het weekend en er bij hoge nood altijd wel een dealer te vinden was.
Hij woonde in Amsterdam, officieel nog bij zijn vader, maar vaak sliep hij in een kraakpand, omdat zijn vader hem de deur had uitgezet. Zijn moeder was al overleden.

Op een dag vertelde hij dat hij af ging kicken. Hij had via een huisarts een afspraak gemaakt met een inrichting waar hij enige tijd behandeld zou worden. Hij sprak er enthousiast over. Hij hoopte binnen een paar maanden van z'n verslaving af te zijn en het contact met z'n vader weer te kunnen verbeteren.
Na die tijd heb ik hem inderdaad een paar maanden niet meer gezien.

Toen ik op een mooie zondagochtend met een collega in een surveillanceauto over de Kromboomsloot reed, zag ik hem lopen met een oudere man.
Ik stopte, draaide het raampje open en vroeg hoe het met hem ging.

"Prima", zei hij enthousiast. Hij was afgekickt en had weer een goed contact met zijn vader. Hij stond ingeschreven bij het arbeidsbureau en was druk op zoek naar werk. Hij zag het leven weer helemaal zitten.
Zijn vader stond er glimlachend bij.
"Ga jij eens een stukje verderop staan", zei zijn vader tegen hem, "ik wil even met die agent praten".
Siebe liep gedwee naar een boom die even verderop langs de gracht stond en keek naar een paar eenden die snaterend en spetterend in het water ruzie maakten.

Zijn vader boog zich naar me toe en leunend op de auto deed hij zijn verhaal.
Hij had zijn zoon regelmatig de deur uitgezet, omdat zijn aanwezigheid in huis niet te harden was. Als Siebe thuis was durfde zijn vader het huis niet meer uit. Hij was bang dat als hij terugkwam er weer een attribuut uit interieur verdwenen was. Verkocht of verpand door Siebe om zijn verslaving te kunnen bekostigen.

Hij was een gepensioneerd zeeman en zijn hobby was nog altijd de scheepvaart. Hij had dan ook een hele verzameling voorwerpen gehad die daarmee te maken hadden. Zoals antieke sextanten, scheepskompassen, kijkers, modellen van schepen, flessen met scheepjes, enzovoort.
Deze verzameling was, op een enkel voorwerp na, door de jaren heen verdwenen. Soms wist hij bij de bank van lening, tegen betaling, nog wat van zijn spullen terug te krijgen, maar na een paar weken waren ze weer verdwenen.
Uiteindelijk werd het hem te gek en had hij zijn zoon gesommeerd om af te kicken, zo niet, dan wilde hij hem nooit meer zien en kwam hij het huis niet meer in.

"Ik heb mijn rugzak gepakt, meneer", zei hij, "en ben de wereld ingetrokken. Ik heb een paar maanden gezworven en ben overal geweest. Ik ging er van uit dat, als ik terugkwam, m'n hele huis leeg zou zijn. Ik heb mijn vrouw al verloren en dan was ik ook nog mijn zoon kwijt geweest. Maar toen ik terugkwam was hij afgekickt. We zijn weer maatjes en ik zie de toekomst voor ons weer helemaal zitten".

Na ongeveer een half jaar kwam ik Siebe weer tegen op de dijk. Hij was sterk vermagerd en had een ingevallen gezicht. Zijn adamsappel leek te groot voor zijn keel.
"Wat doe jij nou hier?", zei ik, toen ik hem aansprak.

Hij keek me wat triest aan.

"Ach, ik had ruzie met mijn vader en toen zag ik het even niet meer zitten", zei hij. "Ik ben wat gaan gebruiken om de ellende even te vergeten en toen was het weer mis. Ik gebruik nu alles door elkaar…. heroïne, cocaïne, alles wat ik maar te pakken kan krijgen".
Ik wist niet wat ik hierop moest zeggen. Hij wist waar hij mee bezig was, zo dom was hij niet. En opmerkingen als: "Ga toch afkicken", of "Ga hulp zoeken", waren clichés waar hij niet beter van werd.

Sindsdien heb ik hem nooit meer gezien.